Home

Hoge Raad, 10-07-2009, BJ1975, 07/11792

Hoge Raad, 10-07-2009, BJ1975, 07/11792

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 juli 2009
Datum publicatie
10 juli 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BJ1975
Formele relaties
Zaaknummer
07/11792

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Art. 8 Wet Vpb 1969, art. 9 Wet IB 1964. Goed koopmansgebruik. Landbouwsubsidies.

Uitspraak

Nr. 07/11792

10 juli 2009

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 17 augustus 2007, nr. 03/00527, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Het geding in feitelijke instantie

Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd.

Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende stelt zich ten doel het kunstmatig drogen van en de handel in luzerne, gras, klaver en andere groenvoedergewassen. Het onderhavige (korte) boekjaar loopt van 1 april 1997 tot en met 30 september 1997.

3.1.2. Door de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 603/95 van de Raad van 21 februari 1995 is met ingang van 1 april 1995 een marktordening in de sector gedroogde voedergewassen in werking gesteld teneinde de verwerkers van groenvoedergewassen van een regelmatige aanvoer te voorzien. De uitvoeringsbepalingen zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 785/95 van de Commissie van 6 april 1995. Op nationaal niveau zijn de bepalingen nader uitgewerkt.

3.1.3. Op grond van vorenbedoelde regelingen is het mogelijk om onder bepaalde voorwaarden in aanmerking te komen voor subsidie op de productie van aangewezen groenvoedergewassen. De subsidie dient ten goede te komen aan de producenten van groenvoedergewassen, maar wordt verleend aan erkende verwerkers zoals belanghebbende. De subsidie wordt op verzoek van het verwerkingsbedrijf toegekend voor gedroogde voedergewassen die het verwerkingsbedrijf hebben verlaten en die aan bepaalde (kwaliteits)eisen/voorwaarden voldoen. Voor ieder verkoopseizoen wordt een gegarandeerde maximumhoeveelheid van 4.412.400 ton kunstmatig gedroogde voedergewassen vastgesteld waarvoor subsidie kan worden verleend. Voor Nederland is het quotum vastgesteld op 285.000 ton. Wanneer dit quotum wordt overschreden, wordt door de Commissie een korting op het subsidiebedrag vastgesteld. De subsidie bedroeg voor het onderhavige jaar 68,83 ECU per ton (ƒ 152).

3.1.4. In de periode tussen maart en november worden door belanghebbende groenvoedergewassen ingekocht bij zogenoemde geregistreerde leveranciers, welke groenvoedergewassen zij op kunstmatige wijze droogt en opslaat. Vervolgens verkoopt zij in de periode tussen november en maart (het verkoopseizoen) deze gewassen aan haar afnemers.

3.1.5. In de contracten die belanghebbende sluit met haar leveranciers wordt bij de bepaling van de vergoeding voor de door belanghebbende in te kopen groenvoedergewassen reeds rekening gehouden met de door belanghebbende op grond van vorenbedoelde regelingen mogelijk te ontvangen subsidie.

3.1.6. Met betrekking tot een gedeelte van de leveringen door belanghebbende verkrijgt zij geen subsidie omdat het gedroogde voedergewas niet aan de voorwaarden voldoet.

3.1.7. In de jaarrekening en in de fiscale jaarstukken worden de voorraden gereed product groenvoerdrogerij die ten tijde van het uitbrengen van de jaarrekening zijn verkocht, gewaardeerd tegen marktwaarde minus opslag- en bewaarkosten. De niet verkochte voorraden gereed product groenvoederdrogerij worden per 30 september 1997 gewaardeerd tegen kostprijs of lagere marktwaarde, rekening houdend met opslag- en bewaarkosten. Bij de bepaling van de marktwaarde is door belanghebbende geen rekening gehouden met de subsidie.

3.2. Voor het Hof was tussen partijen in geschil of bij de voorraadwaardering de subsidie, die mogelijk verleend wordt indien de voorraden gedroogde voedergewassen zijn afgeleverd, in aanmerking genomen dient te worden. Het Hof heeft geoordeeld dat de door belanghebbende aan haar leveranciers betaalde subsidiebedragen uitgaven vormen die bepaaldelijk door het productie- of verwerkingsproces van belanghebbende worden opgeroepen en daarmee onmiddellijk samenhangen en mitsdien tot de kostprijs van de voorraad gereed product groenvoerdrogerij behoren. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat nu de subsidie tot de voortbrengingskosten behoort, het in strijd is met het matchingsbeginsel om bij het bepalen van de marktwaarde van de voorraad geen rekening te houden met de subsidie.

3.3.1. In cassatie bestrijdt belanghebbende de hiervoor in 3.2 weergegeven oordelen onder meer met het betoog dat de subsidiebedragen ten goede dienen te komen aan de producenten en dat belanghebbende ter zake daarvan niet meer is dan een doorgeefluik en dat de aan de producenten betaalde subsidiebedragen daarom geen onderdeel van de kostprijs van de voorraad vormen.

3.3.2. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat het uitgangspunt van belanghebbende dat zij ter zake van de subsidiebedragen een doorgeefluik vormt en daarom de aan de producenten betaalde subsidiebedragen niet bepaaldelijk door het productie- of verwerkingsproces worden opgeroepen juist is, is het stelsel van waardering zoals voorgestaan door belanghebbende, waarin de door haar aan de producenten betaalde subsidiebedragen niet worden geactiveerd en waarin geen vordering wordt opgenomen voor de nog door belanghebbende te ontvangen subsidie, niet in overeenstemming met goed koopmansgebruik. Dit stelsel leidt er immers toe dat een verlies in aanmerking wordt genomen ten belope van de door belanghebbende aan de producenten betaalde bedragen, dat voor zover belanghebbende daartegenover een subsidievordering verkrijgt niet is geleden. Daaraan doet niet af dat de subsidievordering van belanghebbende voorwaardelijk is en dat de subsidie wellicht voor een gedeelte niet zal worden verkregen. Dat laatste kan wel aanleiding zijn de subsidievordering niet voor de nominale waarde in aanmerking te nemen, maar niet om in het geheel geen rekening te houden met die vordering.

3.3.3. Het middel kan voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2009.