Hoge Raad, 10-07-2009, BJ1990, 08/03299
Hoge Raad, 10-07-2009, BJ1990, 08/03299
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 juli 2009
- Datum publicatie
- 10 juli 2009
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BJ1990
- Zaaknummer
- 08/03299
Inhoudsindicatie
Art. 3.20, lid 9, en art. 3.7, lid 1, onderdeel b, Wet IB 2001 (tekst 2002). HR 20 maart 2009, nr. 43472, BNB 2009/133, ook van toepassing in de winstsfeer. Herstel van rekenfout Hof.
Uitspraak
Nr. 08/03299
10 juli 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 9 juli 2008, nr. 07/00349, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 06/3482) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Rechtbank alsmede de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Voor zover de klachten zich richten tegen de vaststelling van het belastbare inkomen uit werk en woning door het Hof, slagen zij. Het Hof heeft het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 30.050, doch heeft hierbij miskend dat de Rechtbank het belastbare inkomen uit werk en woning reeds had verminderd met € 583, over welke vermindering in hoger beroep tussen partijen geen geschil bestond. De uitspraak van het Hof kan in cassatie derhalve niet in stand blijven.
3.2. De overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 20 maart 2009, nr. 43472, BNB 2009/133).
3.3. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. Het belastbare inkomen uit werk en woning dient - overeenkomstig het eensluidende standpunt van partijen - te worden vastgesteld op € 29.468.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, alsmede de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover daarbij de aanslag is verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.560,
vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning ten bedrage van € 29.468,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 107, en
wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2009.