Home

Hoge Raad, 07-05-2010, BK6059, 09/00367

Hoge Raad, 07-05-2010, BK6059, 09/00367

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 mei 2010
Datum publicatie
7 mei 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BK6059
Formele relaties
Zaaknummer
09/00367

Inhoudsindicatie

Art. 53 AOW; art. 76 Zfw; art. 8:88 Awb.

Cassatieberoep staat niet open tegen een uitspraak van de CRvB over een besluit op grond van de Zfw.

Cassatieberoep tegen een uitspraak van de CRvB op een verzoek tot herziening in een AOW-zaak. Toetsingskader bij beoordeling van een dergelijke uitspraak.

Verzoek tot schadevergoeding wegens (gestelde) overschrijding van de redelijke termijn afgewezen.

Uitspraak

Nr. 09/00367

7 mei 2010

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z, Spanje (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 januari 2009, nr. 08/342 AOW, betreffende een geschrift inzake een uitspraak van de Centrale Raad.

1. De uitspraak van de Centrale Raad

De Centrale Raad heeft een door belanghebbende ingediend geschrift, ingediend op 28 december 2007, inzake zijn uitspraak van 13 december 2007, nrs. 04/4961 AOW en 04/4962 AOW, (hierna: de oorspronkelijke uitspraak) in behandeling genomen als een verzoek tot herziening van die uitspraak, en dat verzoek afgewezen. Deze uitspraak van de Centrale Raad (hierna: de herzieningsuitspraak) is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de herzieningsuitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft voorts - binnen de cassatietermijn - een geschrift ingediend dat de Hoge Raad aanmerkt als een aanvulling op het beroepschrift in cassatie.

De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek en een aanvulling daarop ingediend.

De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 26 november 2009 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie voor zover het gericht is tegen de herzieningsuitspraak, vernietiging van die uitspraak, en ongegrondverklaring van het beroep in cassatie voor zover het gericht is tegen de oorspronkelijke uitspraak.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

Belanghebbende heeft voorts op de conclusie gereageerd bij een nader geschrift. Nu deze reactie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

Belanghebbende heeft schadevergoeding verzocht, omdat naar haar oordeel sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

3.1. Op grond van artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald.

3.2. Het betreft hier een geschil over de toepassing van de Algemene Ouderdomswet (hierna: de AOW) en de destijds geldende Ziekenfondswet (hierna: de Zfw).

3.3. Voor zover het beroep in cassatie betrekking heeft op een besluit dat is genomen op grond van de Zfw, moet het niet-ontvankelijk worden verklaard. Noch de Zfw, noch enige andere wettelijke bepaling kent de mogelijkheid van beroep in cassatie tegen uitspraken van de Centrale Raad met betrekking tot besluiten die zijn gebaseerd op de Zfw.

3.4.1. Voor zover het beroep in cassatie betrekking heeft op besluiten die zijn genomen op grond van de AOW heeft het volgende te gelden.

3.4.2. Voor zover een uitspraak van de Centrale Raad betrekking heeft op een besluit dat is gebaseerd op de AOW, staat daartegen op grond van artikel 53, lid 1, van de AOW beroep in cassatie open.

3.4.3. Voor zover een uitspraak van de Centrale Raad betrekking heeft op een besluit dat is gebaseerd op de AOW, staat eveneens beroep in cassatie open tegen de uitspraak van de Centrale Raad op een verzoek tot herziening van die - oorspronkelijke - uitspraak. De tekst van artikel 53, lid 1, van de AOW, geeft immers geen aanleiding de mogelijkheid van beroep in cassatie te beperken tot bepaalde uitspraken, met dien verstande dat ook vernietiging van de uitspraak op het verzoek tot herziening slechts kan plaatsvinden indien de Centrale Raad in die uitspraak één of meer van de in artikel 53, lid 1, van de AOW bedoelde artikelen of daarop berustende bepalingen heeft geschonden of verkeerd heeft toegepast.

3.4.4. Het hiervoor in 3.4.3 overwogene brengt mee dat het beroep in cassatie ontvankelijk is voor zover het zich richt tegen onderdelen van de herzieningsuitspraak die betrekking hebben op besluiten die zijn gebaseerd op de AOW.

4. Beoordeling van de klachten

4.1.1. Het op 28 december 2007 bij de Centrale Raad ingediende geschrift heeft als aanhef:

"Verzoek tot herziening uitspraken CRvB 04/4961 + 4962 AOW van 13 12 07 (art 8:88AWB): (...)"

4.1.2. Hoewel dit geschrift is ingediend op een moment waarop de termijn voor beroep in cassatie tegen de uitspraak van 13 december 2007 nog niet was verstreken, laten zijn bewoordingen geen andere gevolgtrekking toe dan dat belanghebbende daarmee welbewust beoogde dat het niet zou worden behandeld als een beroepschrift in cassatie, maar door de Centrale Raad zelf in behandeling zou worden genomen als een verzoek tot herziening (vgl. HR 5 januari 2007, nr. 42861, LJN AZ5557, BNB 2007/124).

4.1.3. De Centrale Raad heeft dit geschrift ook aangemerkt als een verzoek tot herziening en als zodanig in behandeling genomen.

4.2.1. Uit hetgeen hiervoor in 3.4.3 is overwogen, volgt dat een uitspraak van de Centrale Raad op een verzoek tot herziening slechts door de Hoge Raad kan worden vernietigd indien de Centrale Raad één of meer van de in artikel 53, lid 1, van de AOW bedoelde artikelen of bepalingen heeft geschonden of verkeerd heeft toegepast.

4.2.2. In het onderhavige geval heeft de Centrale Raad het verzoek tot herziening afgewezen omdat namens belanghebbende niet enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb naar voren is gebracht. De Centrale Raad heeft daarbij geen uitleg of toepassing gegeven en ook niet behoeven te geven aan één of meer van de in artikel 53, lid 1, van de AOW bedoelde artikelen en bepalingen. De klachten falen derhalve.

5. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Schadevergoeding

Belanghebbendes verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn moet worden afgewezen, reeds omdat de redelijke termijn sedert de indiening van het beroep in cassatie op 23 januari 2009 niet is overschreden (vgl. EHRM 21 maart 2000, Guichon tegen Frankrijk, no. 40491/98).

7. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op een besluit dat is genomen op grond van de Zfw,

verklaart het beroep in cassatie voor het overige ongegrond, en

wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2010.