Home

Hoge Raad, 07-05-2010, BM3286, 09/00401

Hoge Raad, 07-05-2010, BM3286, 09/00401

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 mei 2010
Datum publicatie
7 mei 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BM3286
Formele relaties
Zaaknummer
09/00401

Inhoudsindicatie

inkomstenbelasting; verwijzing in verband met onbehandeld gelaten standpunten Inspecteur inzake feitelijk aandeelhouderschap en inkomen uit overige werkzaamheden.

Uitspraak

Nr. 09/00401

7 mei 2010

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 december 2008, nr. BK-07/00638, betreffende een aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd.

De Rechtbank te 's-Gravenhage (nr. AWB 06/8349 IB/PVV) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraken van de Rechtbank en het Hof zijn aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. Het eerste middel voert aan dat het Hof heeft verzuimd in zijn uitspraak een oordeel te geven met betrekking tot de stelling van de Inspecteur dat de enig aandeelhouder en bestuurder van B B.V. (hierna: B), D, als strovrouw voor belanghebbende fungeerde en dat belanghebbende daarom als genieter van inkomen uit aanmerkelijk belang in deze vennootschap moet worden aangemerkt. Het middel slaagt. De stukken van het geding laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat de Inspecteur dit standpunt inderdaad heeft ingenomen. Een beoordeling daarvan ontbreekt ten onrechte in 's Hofs uitspraak.

3.2. Het tweede middel klaagt erover dat 's Hofs uitspraak geen oordeel bevat over het in punt 4.2 van die uitspraak opgenomen meer subsidiaire standpunt van de Inspecteur. Ook die klacht is gegrond. Het Hof heeft ten onrechte onbesproken gelaten de stelling van de Inspecteur dat belanghebbende ter zake van zijn bemoeiingen met B resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten.

3.3. Gelet op het hiervoor in 3.1 en 3.2 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof en van het geding voor de Rechtbank een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, en

verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck, A.R. Leemreis, E.N. Punt en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2010.