Home

Hoge Raad, 11-06-2010, BM7234, 09/01161

Hoge Raad, 11-06-2010, BM7234, 09/01161

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 juni 2010
Datum publicatie
11 juni 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BM7234
Zaaknummer
09/01161

Inhoudsindicatie

Art. 222 Gemeentewet. Baatbelasting. Herinrichting van (een deel van) de binnenstad van de gemeente Hengelo. Geen wezenlijke verandering van het geheel van voorzieningen naar aard, inrichting of omvang.

Uitspraak

Nr. 09/01161

11 juni 2010

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo te Hengelo (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 11 februari 2009, nr. 06/00032, betreffende een ten aanzien van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in een baatbelasting.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is ter zake van de haar in eigendom toebehorende onroerende zaak b-straat 1a te Q een aanslag in de baatbelasting a-straat/b-straat van de gemeente Hengelo opgelegd tot een bedrag van € 24.286,90, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar is gehandhaafd.

De Rechtbank te Almelo (nr. 05/344 BAATBL AQ1 A) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, en de uitspraak van de heffingsambtenaar en de aanslag vernietigd.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Het College heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. In het kader van de herinrichting van de binnenstad van de gemeente [...] heeft de raad van die gemeente de Verordening baatbelasting a-straat/b-straat (hierna: de Verordening) vastgesteld. Aan belanghebbende is een aanslag in deze baatbelasting opgelegd.

3.1.2. Artikel 2, lid 2, van de Verordening luidt:

"2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten:

a. aanleggen/aanpassen (sier)bestrating, met inbegrip van de bijbehorende werken;

b. aanbrengen/aanpassen nieuw straatmeubilair (banken, verlichting, vuilnisbakken, vuilcontainers, paaltjes, hekwerken, bebording, bloembakken,speelvoorzieningen, fontein etc.)

c. aanleggen/aanpassen fietsstroken, stallingmogelijkheden voor fietsen,

d. aanleggen/aanpassen parkeerplaatsen, parkeervoorzieningen, laad- en los plaatsen;

e. aanleggen/aanpassen groenvoorzieningen;

i. (HR: lees f) aanleggen/aanpassen van openbare verlichting en voorzieningen voor (de aansluiting van) feest- en sierverlichting;

g. aanpassen profielen;

h. aanleggen van mantelbuizen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen."

3.2.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de beoogde bekostiging van de onderhavige reeks van voorzieningen met één baatbelasting niet mogelijk is en dat de Verordening om die reden verbindende kracht ontbeert.

3.2.2. Het Hof heeft daartoe onder 4.21 en 4.22 geoordeeld dat van een wezenlijke verandering van het geheel van de voorzieningen naar inrichting, aard of omvang in het onderhavige geval niet kan worden gesproken, hetgeen gelet op het arrest van de Hoge Raad van 4 mei 2007, nr. 42457, LJN AZ0355, BNB 2007/233, het beoogde verhaal van de kosten door middel van één baatbelasting onmogelijk maakt. Hiertegen richt zich het vierde onderdeel van het middel.

3.3. Dit middelonderdeel faalt. Gelet op hetgeen het Hof in onderdeel 4.19 van zijn uitspraak samenvattend heeft overwogen omtrent de verbeteringen die voortvloeien uit zowel de nieuwe voorzieningen als uit wijzigingen van bestaande voorzieningen, en voorts gelet op hetgeen in 4.21 is overwogen omtrent de toegenomen omvang van de voorzieningen, heeft het Hof bij zijn oordeel kennelijk het geheel van de voorzieningen in het heringerichte gebied in de beschouwing betrokken, en dus niet enkel de voordien aanwezige voorzieningen of enkel de verbeterde onderdelen daarvan.

Aldus verstaan geeft 's Hofs onder 3.2 weergegeven oordeel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Voor het overige kan het, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het oordeel is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Daarbij verdient opmerking dat het Hof, gelet op het karakter van de baatbelasting, bij de motivering van zijn oordeel over de verandering van het geheel van voorzieningen de nadruk mocht leggen op wijzigingen die tot een verbetering hebben geleid.

3.4. Het onder 3.2 weergegeven oordeel van het Hof draagt zijn uitspraak zelfstandig. Het beroep in cassatie is mitsdien ongegrond. De overige middelonderdelen behoeven geen behandeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2010.

Van de gemeente Hengelo wordt ter zake van het door het College ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 448.