Hoge Raad, 15-10-2010, BM8179, 09/00907
Hoge Raad, 15-10-2010, BM8179, 09/00907
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 oktober 2010
- Datum publicatie
- 15 oktober 2010
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2010:BM8179
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM8179
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2009:BH8609, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 09/00907
Inhoudsindicatie
Meerderheidsregel heeft geen landelijke werking in gevallen waarbij coördinatie van beleid had moeten plaatsvinden.
Uitspraak
Nr. 09/00907
15 oktober 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 januari 2009, nr. 07/00568, betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende zijn over de jaren 1996 tot en met 1999 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke navorderingsaanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij afzonderlijke uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, en de uitspraken van de Inspecteur alsmede de navorderingsaanslagen vernietigd.
2. Het eerste geding in cassatie
De uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam is op het beroep van de Staatssecretaris van Financiën bij arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2007, nr. 42292, LJN AX8608, BNB 2008/15, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
3. Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Nu dit geschrift bij de Hoge Raad is ingediend na afloop van de daartoe gestelde termijn, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 20 mei 2010 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie en tot verwijzing van het geding naar een ander gerechtshof.
De Minister van Financiën en belanghebbende hebben schriftelijk op de conclusie gereageerd.
4. Beoordeling van het middel
4.1. In het middel wordt onder meer een beroep gedaan op de zogenoemde meerderheidsregel. In de toelichting op het middel wordt betoogd dat de Belastingdienst in kwesties met een eenheidsoverstijgend belang de plicht heeft om tot afstemming te komen teneinde ongerechtvaardigde ongelijke behandeling te voorkomen, ook als er geen sprake is van beleid. Aan dit betoog wordt in de toelichting op het middel de conclusie verbonden dat in kwesties met een eenheidsoverstijgend belang de meerderheidsregel landelijk, althans eenheidsoverstijgend moet worden toegepast.
4.2. Het gaat hier om navorderingsaanslagen die zijn opgelegd vóór 1 januari 2003, toen het hoofd van de betrokken eenheid van de Belastingdienst was aangewezen als inspecteur. Voor de toepassing van de meerderheidsregel bij de heffing van rijksbelastingen geldt dan dat slechts gevallen in aanmerking worden genomen ten aanzien waarvan het hoofd van de betrokken eenheid van de Belastingdienst bevoegd is (zie HR 16 december 1998, nr. 33 327, LJN AA2576, BNB 1999/165 en HR 18 april 2008, nr. 41475, LJN BC9550, BNB 2009/11).
4.3.1. De laatstgenoemde regel geldt ook in gevallen waarin sprake is van optreden van de Belastingdienst dat wordt gecoördineerd op een hoger niveau dan alleen dat van de betrokken eenheid van de Belastingdienst (vgl. HR 23 april 2004, nr. 38262, LJN AL8260, BNB 2004/392). Die regel behoort dan temeer te gelden in gevallen waarin het optreden van verschillende betrokken eenheden van de Belastingdienst niet wordt gecoördineerd, maar onderlinge afstemming wel had moeten plaatsvinden. Ook in die gevallen bestaat geen aanleiding voor een eenheidsoverstijgende toepassing van de meerderheidsregel.
4.3.2. Deze beperkte reikwijdte van de meerderheidsregel heeft ook te gelden voor beslissingen van een inspecteur die zijn genomen na de wijziging van artikel 3, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen per 1 januari 2003, waardoor de inspecteurs in beginsel landelijk bevoegd zijn geworden. Deze wetswijziging brengt niet mee dat de meerderheidsregel landelijke werking heeft gekregen (vgl. HR 15 mei 2009, nr. 43632, LJN BI5110, BNB 2009/184), ook niet in de gevallen als bedoeld in 4.3.1.
4.3.3. Het middel kan voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, A.H.T. Heisterkamp, M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2010.