Home

Hoge Raad, 12-10-2010, BN4306, 09/00566

Hoge Raad, 12-10-2010, BN4306, 09/00566

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 oktober 2010
Datum publicatie
13 oktober 2010
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BN4306
Formele relaties
Zaaknummer
09/00566

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid in h.b. Gesteld wordt dat namens verdachte binnen 14 dagen na het instellen van het h.b. een schriftuur houdende grieven a.b.i. art. 410 Sv is ingediend bij de Rb. De ter staving van deze stelling aan de cassatieschriftuur gehechte kopie van een formulier “Hoger Beroep” van de Rb, voorzien van een stempelafdruk inhoudende de inkomstdatum, bevindt zich niet bij de stukken van het geding. De stempelafdruk biedt echter voldoende grond voor het ernstig vermoeden dat het formulier wel ter griffie van de Rb is ontvangen doch vervolgens in het ongerede is geraakt. Op grond hiervan moet er in cassatie van worden uitgegaan dat wel een schriftuur is ingediend.

Uitspraak

12 oktober 12010

Strafkamer

Nr. 09/00566

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 februari 2009, nummer 22/002308-08, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2. Beoordeling van het middel

2.1. Het middel keert zich tegen 's Hofs niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.

2.2. Het Hof heeft met betrekking tot de in het middel bedoelde beslissing het volgende overwogen:

"Namens de verdachte is op 29 april 2008 appel ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 16 april 2008. Gelet op het feit dat het een vonnis betreft van na 1 maart 2007 had de verdachte, ingevolge artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, binnen 14 dagen na instelling van het hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, kunnen indienen. Door de verdachte is evenwel geen appelschriftuur ingediend. De wet biedt de verdachte tevens de mogelijkheid haar bezwaren tegen het vonnis ter terechtzitting op te geven. De verdachte is echter heden niet ter terechtzitting in hoger beroep verschenen.

De wel ter terechtzitting verschenen raadsman heeft te kennen gegeven door de verdachte niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren. Door of namens de verdachte zijn dan ook mondeling geen bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Nu de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling haar bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven en het hof geen gronden ziet om ambtshalve over te gaan tot een inhoudelijke behandeling van de zaak, zal het hof ingevolge artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep."

2.3. In het middel wordt gesteld dat namens de verdachte binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep tegen het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 16 april 2008 door zijn toenmalige raadsman een schriftuur houdende grieven als bedoeld in art. 410 Sv is ingediend bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. Ter staving van deze stelling is aan de cassatieschriftuur een kopie gehecht van een formulier "Hoger Beroep" van de Rechtbank te 's-Gravenhage, voorzien van een stempelafdruk inhoudende dat het formulier op 8 mei 2008 bij de Centrale Balie van het Paleis van Justitie te 's Gravenhage is ingekomen. Het formulier houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:

"Dit betreft een standaardformulier waarop u grieven tegen het vonnis en/of redenen voor het instellen van hoger beroep kunt weergeven (art. 410 lid 1 en lid 4 Wetboek van Strafvordering).

(...)

Ik heb bezwaren tegen de (hoogte van de) opgelegde straf.

(...)"

2.4. Het origineel van dit formulier bevindt zich niet bij de ingevolge art. 434, eerste lid, Sv door de Griffier van het Hof aan de Griffier van de Hoge Raad gezonden stukken van het geding. De stempelafdruk biedt echter voldoende grond voor het ernstig vermoeden dat het formulier wel ter griffie van de Rechtbank is ontvangen doch vervolgens in het ongerede is geraakt. Op grond hiervan moet er in cassatie van worden uitgegaan dat een dergelijke schriftuur wel is ingediend. Het middel treft doel.

3. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 12 oktober 2010.