Home

Hoge Raad, 08-10-2010, BN9658, 09/04191

Hoge Raad, 08-10-2010, BN9658, 09/04191

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 oktober 2010
Datum publicatie
8 oktober 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BN9658
Zaaknummer
09/04191

Inhoudsindicatie

Art. 8:55 Awb. Griffierechtbetaling met onvolledig notanummer, maar juist procedurenummer. Ondanks terugboeking wel tijdig betaald.

Uitspraak

Nr. 09/04191

8 oktober 2010

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 augustus 2009, nr. 09/00184, op het verzet van belanghebbende tegen na te melden uitspraak van het Hof betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met betrekking tot voormelde aanslag heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank te Haarlem. De Rechtbank heeft bij uitspraak van 27 januari 2009 (nr. AWB 08/3151) het beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof heeft bij uitspraak van 18 juni 2009 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. Het Hof heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Het door belanghebbende in deze zaak ingestelde hoger beroep is door het Hof in behandeling genomen en geregistreerd onder procedurenummer BK/BK-09/00184.

3.1.2. Op 19 maart 2009 is door het Hof aan belanghebbende een nota gezonden, waarbij hij is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht ten bedrage van € 110. Aangezien daarop geen betaling werd ontvangen, is door het Hof aan belanghebbende op 23 april 2009 een herinneringsbrief gezonden waarin een termijn is gesteld voor de betaling van het griffierecht. Deze termijn eindigde, met toepassing van de Algemene Termijnenwet, op 25 mei 2009.

3.1.3. In de hiervoor in 3.1.2 vermelde correspondentie is door het Hof als notanummer 1764001849 vermeld.

3.1.4. Uit ambtshalve door de Hoge Raad bij belanghebbende ingewonnen informatie blijkt dat onder vermelding van het kenmerk BK/BK-09/00184 tweemaal een bedrag van € 110 aan griffierecht is overgemaakt op het rekeningnummer dat door het Hof in de genoemde correspondentie is vermeld. Dit is gebeurd met als rentedatum 23 april 2009 respectievelijk 30 juli 2009. In de omschrijving op het rekeningafschrift is voor beide betalingen naast het hiervoor genoemde kenmerk tevens het - onvolledige - notanummer 1764000184 vermeld.

3.1.5. Voorts blijkt uit ambtshalve door de Hoge Raad bij belanghebbende ingewonnen informatie dat het Hof de in 3.1.4 bedoelde bedragen op 7 mei 2009 respectievelijk 12 augustus 2009 heeft teruggeboekt, omdat het in de bijbehorende omschrijving vermelde notanummer bij het Hof onbekend was.

3.2.1. Het Hof heeft het hoger beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk verklaard omdat naar het oordeel van het Hof het griffierecht niet was betaald.

3.2.2. Het Hof heeft het verzet van belanghebbende tegen voormelde uitspraak ongegrond verklaard. Daartegen richten zich de klachten.

3.3. De klachten slagen. De in 3.1.4 genoemde omschrijvingen vermelden weliswaar niet het juiste (volledige) notanummer, maar gelet op de daarin opgenomen vermelding van het juiste procedurenummer BK/BK-09/00184 is geen andere slotsom mogelijk dan dat beoogd werd het griffierecht voor die procedure te betalen. De rentedatum van de overboeking van het griffierecht (23 april 2009) en het tijdstip van de eerste terugboeking door het Hof (7 mei 2009) laten voorts geen andere slotsom toe dan dat de bijschrijving van dat bedrag op de rekening van het Hof heeft plaatsgevonden voordat de voor de betaling van griffierecht gestelde termijn op 25 mei 2009 eindigde. Het griffierecht voor het instellen van hoger beroep in deze procedure is dan ook (tijdig) voldaan. Daaraan kan niet afdoen dat het Hof dit griffierecht heeft teruggeboekt.

Opmerking verdient nog dat de terugbetaling door het Hof onverschuldigd heeft plaatsgevonden, zodat belanghebbende dit bedrag opnieuw aan het Hof dient te betalen. De ontvankelijkheid van het hoger beroep is daarvan echter niet afhankelijk.

3.4. De uitspraak van het Hof op het verzet kan niet in stand blijven. Het verzet dient gegrond te worden verklaard.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof op het verzet,

verklaart het verzet gegrond,

verstaat dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan vervalt en dat het Hof het onderzoek voortzet in de stand waarin het zich bevond, en

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 110.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2010.

De voorzitter is verhinderd het arrest te ondertekenen. In verband daarmee is het arrest ondertekend door mr. A.H.T. Heisterkamp.