Home

Hoge Raad, 19-11-2010, BO4349, 09/03229

Hoge Raad, 19-11-2010, BO4349, 09/03229

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 november 2010
Datum publicatie
19 november 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BO4349
Formele relaties
Zaaknummer
09/03229

Inhoudsindicatie

Beroepen van de Staatssecretaris niet-ontvankelijk wegens ontbreken van belang daarbij.

Uitspraak

Nr. 09/03229

19 november 2010

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende), alsmede het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 7 juli 2009, nr. 08/00075, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 06/6439) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank incidenteel hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De beroepschriften in cassatie zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Belanghebbende en de Staatssecretaris hebben over en weer een verweerschrift ingediend. De Staatssecretaris heeft tevens - op gelijke gronden als waarop hij principaal beroep in cassatie heeft ingesteld - incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Belanghebbende heeft het incidentele beroep beantwoord.

De Staatssecretaris heeft in zijn principale beroep een conclusie van repliek ingediend.

Belanghebbende heeft in dat principale beroep een conclusie van dupliek ingediend.

3. Beoordeling van het door belanghebbende voorgestelde middel

Het Hof heeft verworpen belanghebbendes stelling dat er plaats is voor een integrale proceskostenvergoeding wegens de omstandigheid dat de Inspecteur tot en met de fase van hoger beroep willens en wetens heeft volhard in een niet pleitbaar standpunt, te weten het standpunt dat de uitgaven voor het volgen van de Masterclass Tandheelkunde niet als bedrijfskosten doch als scholingsuitgaven in de zin van artikel 6.27 van de Wet IB 2001 moeten worden aangemerkt. Het middel is tegen het desbetreffende oordeel van het Hof gericht.

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van de door de Staatssecretaris ingestelde beroepen in cassatie

Het principale noch het incidentele beroep strekt ertoe dat de aanslag wordt vastgesteld op een ander (hoger) bedrag dan het bedrag waartoe de Rechtbank de aanslag heeft verminderd. Aangezien de Staatssecretaris bij deze beroepen mitsdien geen belang heeft, moeten zij niet-ontvankelijk worden verklaard.

5. Proceskosten

Wat betreft het cassatieberoep van belanghebbende acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Wat betreft het principale en het incidentele beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën zal deze worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 09/03230 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart zowel het principale als het incidentele beroep in cassatie van de Staatssecretaris niet-ontvankelijk,

verklaart het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende voor wat betreft het principale beroep in cassatie en het incidentele beroep in cassatie van de Staatssecretaris, vastgesteld op de helft van € 1932, derhalve € 966, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2010.

Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 448.