Hoge Raad, 17-12-2010, BO7506, 10/00325
Hoge Raad, 17-12-2010, BO7506, 10/00325
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 december 2010
- Datum publicatie
- 17 december 2010
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2010:BO7506
- Zaaknummer
- 10/00325
Inhoudsindicatie
Artikel 29a, lid 1, Awr; artikel 8:41, lid 1, Awb; beroep in cassatie niet- ontvankelijk verklaard wegens niet-betaling van griffierecht; er is sprake van één beroepschrift, ingediend door een en dezelfde gemachtigde voor of ten name van meer dan één belanghebbende; meer dan eenmaal griffierecht verschuldigd; beroepschrift betreft niet samenhangende uitspraken van de rechtbank.
Uitspraak
nr. 10/00325
17 december 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 11 september 2009, nr. AWB 09/908, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 22 juni 2009, nr. AWB 09/908.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Rechtbank te Haarlem heeft bij uitspraak van 22 juni 2009 het tegen een uitspraak op bezwaar van de Inspecteur ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald.
Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De Rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De gemachtigde van belanghebbende heeft met één geschrift namens drie besloten vennootschappen, waaronder belanghebbende, beroep in cassatie ingesteld tegen (onder meer) de hiervoor in de aanhef vermelde uitspraak van de Rechtbank. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
3.1. De griffier van de Hoge Raad heeft aan de gemachtigde voor ieder van de drie hiervoor onder 2 bedoelde vennootschappen afzonderlijk een aangetekende brief, gedagtekend 23 maart 2010, gezonden waarin is gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Van de ten aanzien van belanghebbende verzonden brief is een ontvangstbevestiging binnengekomen.
De gemachtigde heeft, onder vermelding van één van de drie griffierechtnota's, niet zijnde de nota voor belanghebbende, griffierecht betaald, en daarbij vermeld '1 x recht verschuldigd voor 09/4183 + 10/325 + 326 wegens samenhangende uitspraken'. De griffier van de Hoge Raad heeft deze betaling niet aangemerkt als een betaling van het door belanghebbende verschuldigde griffierecht.
3.2. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende in verband daarmee bij aangetekende brief van 3 mei 2010, waarvan een ontvangstbevestiging is binnengekomen, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
3.3. Artikel 29a, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR)luidt:
'Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier van de Hoge Raad een griffierecht geheven. Indien het een beroepschrift ter zake van twee of meer samenhangende uitspraken betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd.'
Voormelde bepaling dient wat betreft het begrip indiener op een overeenkomstige wijze te worden uitgelegd als artikel 8:41, lid 1, Awb. Voor die uitleg wordt verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van heden, nummer 09/04183, waarvan een afschrift aan dit arrest is gehecht.
Het beroep in cassatie moet derhalve op grond van artikel 29a, lid 4, van de AWR in samenhang met 8:41, lid 2, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.F. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2010.