Hoge Raad, 18-03-2011, BL6568, 09/01420
Hoge Raad, 18-03-2011, BL6568, 09/01420
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 maart 2011
- Datum publicatie
- 18 maart 2011
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2011:BL6568
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BL6568
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARN:2009:BH5054, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 09/01420
Inhoudsindicatie
BPM; IB/PVV; bewezenverklaring dat taxi niet geheel of nagenoeg geheel is gebruikt voor het verrichten van taxivervoer; artikel 81 RO.
Uitspraak
Nr. 09/01420
18 maart 2011
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 18 februari 2009, nrs. 07/00348 tot en met 07/00354, betreffende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen en de daarbij gegeven boetebeschikking, navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen, alsmede navorderingsaanslagen premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.
1. Het geding in feitelijke instanties
1.1. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen opgelegd, alsmede een boete. Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd.
De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 06/2565) heeft het tegen de uitspraak betreffende de naheffingsaanslag ingestelde beroep ongegrond verklaard, het beroep tegen de uitspraak betreffende de boete gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de boete vernietigd, en de boete verder verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.
1.2. Aan belanghebbende zijn over het jaar 1998 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en een navorderingsaanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd, alsmede boetes. Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de navorderingsaanslagen gehandhaafd en de boetes verminderd.
De Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 06/2655 en AWB 06/2658) heeft de tegen de uitspraken betreffende de navorderingsaanslagen ingestelde beroepen ongegrond verklaard, de beroepen tegen de uitspraken betreffende de boetes gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar betrekking hebbend op de boetes vernietigd, en de boetes verder verminderd.
Belanghebbende heeft ook tegen die uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, de bij de Rechtbank ingestelde beroepen tegen de uitspraken van de Inspecteur gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur vernietigd, en de navorderingsaanslagen alsmede de daarbij opgelegde boetes verder verminderd.
1.3. Aan belanghebbende is over het jaar 1999 een navorderingsaanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd, alsmede een boete. Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de navorderingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd.
De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 06/2657) heeft het tegen de uitspraak betreffende die navorderingsaanslag ingestelde beroep ongegrond verklaard, het beroep tegen de uitspraak betreffende de boetebeschikking gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de boete vernietigd en de boete verder verminderd.
Belanghebbende heeft eveneens tegen die uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep tegen de uitspraken van de Inspecteur gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur vernietigd, en de navorderingsaanslag alsmede de daarbij opgelegde boete verder verminderd.
1.4. Aan belanghebbende zijn over het jaar 2000 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, een navorderingsaanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, alsmede een navorderingsaanslag premie ziekenfondswet opgelegd, alsmede boetes. Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de navorderingsaanslagen gehandhaafd en de boetes verminderd.
De Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 06/2653, AWB 06/2656 en AWB 06/2566) heeft de tegen de navorderingsaanslagen ingestelde beroepen ongegrond verklaard, de beroepen tegen de boetebeschikkingen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de boetes vernietigd en de boetes verder verminderd.
Belanghebbende heeft ook tegen die uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, de bij de Rechtbank ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur vernietigd, en de navorderingsaanslagen alsmede de daarbij opgelegde boetes verder verminderd.
1.5. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof in de zaken met nrs. 07/00349 tot en met 07/00354. Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft het incidentele beroep beantwoord.
De Staatssecretaris heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 5 februari 2010 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie van belanghebbende, en met betrekking tot het incidentele beroep geconcludeerd dat aan de behandeling daarvan niet wordt toegekomen.
3. Beoordeling van de in het principale beroep aangevoerde klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Het voorwaardelijke incidentele beroep
Nu het principale beroep niet tot vernietiging van 's Hofs uitspraak in de zaak met nr. 07/00348 aangaande de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen leidt, is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld, niet vervuld. Dat beroep behoeft derhalve geen behandeling.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht gee
n termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2011.