Home

Hoge Raad, 11-02-2011, BO1371, 09/05110

Hoge Raad, 11-02-2011, BO1371, 09/05110

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 februari 2011
Datum publicatie
11 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BO1371
Formele relaties
Zaaknummer
09/05110

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting, art. 3.22 Wet IB 2001, winst uit zeescheepvaart, algemene kosten niet zijnde orgaankosten pro rata toerekenbaar aan winst uit zeescheepvaart en normaal belaste winst.

Uitspraak

Nr. 09/05110

11 februari 2011

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 november 2009, nr. 08/00026, betreffende een aan X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd.

De Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 06/1599) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verder verminderd.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de aanslag verminderd tot nihil en het verlies van belanghebbende over het jaar 2002 vastgesteld op een bedrag van € 3895. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 6 oktober 2010 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie, vernietiging van de uitspraak van het Hof en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Belanghebbende en de Staatssecretaris hebben schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende is volledig aandeelhoudster van vijf dochtermaatschappijen en vormt met deze een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De dochtermaatschappijen nemen als commanditaire vennoten voor een zeker percentage deel in afzonderlijke commanditaire vennootschappen waarin (steeds) een zeeschip wordt geëxploiteerd.

3.1.2. Belanghebbende heeft op 3 juni 1997 verzocht de winst uit zeescheepvaart op de voet van (thans) artikel 3.22, lid 4, Wet IB 2001, te mogen bepalen aan de hand van de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. Bij beschikking van 1 juli 1997 heeft de Inspecteur dit verzoek toegewezen.

3.1.3. De forfaitair vastgestelde winst uit zeescheepvaart over 2002 bedraagt € 1665. Daarnaast heeft belanghebbende in 2002 een bedrag van € 2709 aan rente genoten.

3.1.4. Belanghebbende heeft in haar jaarrekening over 2002 een geconsolideerd bedrag aan algemene kosten opgevoerd van € 8269, welk bedrag is samengesteld uit € 7220 accountantskosten en € 1049 "overige kosten". De accountantskosten bestonden bij de dochtermaatschappijen uit uitgaven voor het opstellen van de jaarrekeningen en bij belanghebbende uit uitgaven voor advies- en consolidatiewerkzaamheden en voor het opstellen van de jaarrekening. De uitgaven voor advies betroffen voor een bedrag van € 450 een advies over de aanwendingsmogelijkheden van een bedrag van € 99.319 aan liquide middelen. Deze op de hiervoor in 3.1.3 genoemde rente-inkomsten drukkende advieskosten zijn bij de uitspraak op bezwaar alsnog volledig in aftrek van de winst gebracht, omdat de baten waarop zij betrekking hebben, niet behoren tot de winst uit zeescheepvaart. De "overige kosten" bestonden uit onder andere kosten van inschrijving bij de Kamer van Koophandel. De Inspecteur heeft bij zijn uitspraak op bezwaar alsnog een deel van de resterende algemene kosten, te weten € 798, in aftrek van de winst gebracht.

3.1.5. In beroep heeft de Rechtbank geoordeeld dat de niet rechtstreeks aan winst uit zeescheepvaart of aan de normaal belaste winst toerekenbare kosten ten bedrage van € 7819 (€ 8269 -/- € 450) aftrekbaar zijn naar rato van de verhouding van het met normaal belaste winst gemoeide vermogen ten bedrage van € 99.319 tot het totale vermogen ten bedrage van € 462.364 (het met de winst uit zeescheepvaart gemoeide vermogen bedroeg € 363.045), ofwel € 1680.

3.1.6. In hoger beroep heeft het Hof geoordeeld dat het door de Inspecteur niet in aftrek toegelaten bedrag van € 7021 (€ 8269 -/- € 450 -/- € 798) geheel ten laste van de normaal belaste winst kan worden gebracht. Tegen dit oordeel richt zich het middel.

3.2. Indien - zoals in het onderhavige geval - een belastingplichtige zowel winst uit zeescheepvaart geniet als normaal belaste winst, hangen de niet rechtstreeks aan een van beide resultaten toerekenbare kosten, algemene kosten niet zijnde zogenoemde orgaankosten, samen met alle ondernemingsactiviteiten. Deze algemene kosten dienen naar rato van een passende bedrijfseconomische verdeelsleutel aan beide winstgenererende activiteiten te worden toegerekend. Het middel slaagt. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, en

verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet, en de raadsheren C.B. Bavinck, A.R. Leemreis, J.A.C.A. Overgaauw en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2011.