Home

Hoge Raad, 13-05-2011, BO5986, 09/04262

Hoge Raad, 13-05-2011, BO5986, 09/04262

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 mei 2011
Datum publicatie
13 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BO5986
Formele relaties
Zaaknummer
09/04262

Inhoudsindicatie

douanerechten; indeling in de GN; tariefposten 3002 en 3502; aantekening 1, aanhef en letter g, op hoofdstuk 30 van het GS en aantekening 1, aanhef en letter b, op hoofdstuk 35 van het GS; bloedalbumine bereid om te worden gebruikt als groeibodem voor de kweek van antilichamen die therapeutische werking hebben; prejudiciële vraag.

Uitspraak

Nr. 09/04262

13 mei 2011

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 september 2009, nr. 07/00671 DK, betreffende een aan X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) uitgereikte uitnodigingen tot betaling.

1. Het geding in feitelijke instanties

Belanghebbende is bij aanslagbiljet van 25 juli 2005 uitgenodigd tot betaling van bedragen aan douanerechten. Het tegen die uitnodigingen door belanghebbende gemaakte bezwaar is bij in één geschrift vervatte uitspraak van de Inspecteur afgewezen.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 06/3730) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar alsmede de uitnodigingen tot betaling vernietigd.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 11 november 2010 geconcludeerd tot het ongegrond verklaren van het beroep in cassatie. De conclusie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. In de jaren 2002, 2003 en 2004 heeft de rechtsvoorganger van belanghebbende vijfentwintig maal aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van goederen aangeduid als 'C' (hierna: het product). In de aangiften is telkens als tariefpost ingevuld post (onderverdeling) 3002 10 10 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN), waarvoor het bij die post behorende tarief van douanerechten nihil was. Op grond daarvan zijn de goederen vrij van douanerechten in het vrije verkeer gebracht.

3.1.2. Het product is een uit runderbloed gewonnen bloedalbumine. Deze bloedalbumine wordt verkregen door bewerking van bloedplasma door toevoeging van ethanol en zouten, en aanpassing van de zuurgraad. Het product is niet geschikt voor menselijke of dierlijke consumptie. Het wordt gebruikt als groeibodem voor cellen en vormt één van de veertien componenten bij de vervaardiging van bepaalde specifieke eiwitten, hier verder aangeduid als antilichamen. De antilichamen worden gebruikt ter bestrijding van verschillende ziekten en aandoeningen.

3.1.3 Het product heeft een marktprijs van ongeveer $ 600 per kilogram, terwijl bloedalbumine die in de voedingsindustrie wordt gebruikt circa $ 6 per kilogram kost.

3.1.4. Naar aanleiding van een op 19 december 2004 gedane invoeraangifte is een monster van het product voor onderzoek naar het Douanelaboratorium gezonden. Het van dit onderzoek opgemaakte rapport vermeldt voor zover hier van belang het volgende:

"Het monster bestaat uit een beige poeder met schilfers.

Eiwitgehalte (Nx6.25): 97,4%

Vochtgehalte (stoof 102 º C): 1,0%

Electroforese: (bloed)albumine

(...)"

Het monster bestaat uit bloedalbumine. Er zijn geen aanwijzingen dat het product is bereid voor therapeutische of profylactische doeleinden. Op het etiket staat o.a. vermeld: For research and further manufacturing use only. Not for human or animal consumption.

Het product is niet gedenatureerd en kan daardoor niet ingedeeld worden in post 3502.9020.

Op de factuur staat ook tariefpost 350290 vermeld.

Advies goederencode 3502.9070 00."

Dit rapport was voor de Inspecteur aanleiding om bij de in geding zijnde uitnodigingen tot betaling douanerechten na te vorderen uitgaande van indeling van het product onder post 3502 90 van de GN.

3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat het product moet worden ingedeeld onder post 3002 90 van de GN. Hiertoe heeft het Hof overwogen dat het product weliswaar zelf geen therapeutische of profylactische werking heeft, maar dat het wezenlijk is bij de totstandkoming van antilichamen, die wel therapeutische werking hebben, en dat het product, na de celkweek, nog in die antilichamen voorkomt. Voorts heeft het Hof aan zijn oordeel ten grondslag gelegd dat het product een onmisbare component vormt bij de vervaardiging van antilichamen en dat het product een hoge kwaliteit en prijs heeft; ander gebruik van het product is wellicht mogelijk, maar niet waarschijnlijk, en in elk geval niet van een aard en omvang dat het de indeling van het product in de GN zou beïnvloeden. Het Hof heeft geoordeeld dat op grond van deze kenmerken het gebruik als groeibodem voor celkweek inherent is aan het product. Deze 'inherentie' kan een objectief indelingscriterium zijn (HvJ 4 maart 2004, Krings, C-130/02, Douanerechtspraak 2004/47), aldus het Hof.

Ten slotte heeft het Hof geoordeeld dat producten, die zoals in dit geval zijn bereid om een wezenlijke bijdrage te leveren aan de totstandkoming van (eind)producten die worden gebruikt voor de bestrijding van ziekten en die in dat eindproduct nog aanwezig zijn, moeten worden aangemerkt als (evenzeer) te zijn bereid voor therapeutisch gebruik in de zin van aantekening 1, aanhef en letter g, op hoofdstuk 30 van het Geharmoniseerd Systeem (hierna: het GS), en dat de bewoordingen van post 3002 noch de Toelichtingen bij deze post zich tegen dit oordeel verzetten.

3.3. Het middel keert zich met een rechtsklacht tegen laatstvermeld oordeel. Het product kan, aldus dat middel, niet worden aangemerkt als te zijn bereid voor therapeutisch gebruik in de zin van post 3002 van de GN, omdat het product zelf geen therapeutische of profylactische werking heeft.

3.4.1. De tekst van post 3002 van de GN luidt:

"Menselijk bloed; dierlijk bloed bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik of voor het stellen van diagnosen; sera van geïmmuniseerde dieren of personen, alsmede andere bloedfracties en gewijzigde immunologische producten, al dan niet verkregen door middel van biotechnologische processen; vaccins, toxinen, culturen van micro-organismen (andere dan gist) en dergelijke producten:"

Postonderverdeling 3002 10 betreft:

"sera van geïmmuniseerde dieren of personen, alsmede andere bloedfracties en gewijzigde immunologische producten, al dan niet verkregen door middel van biotechnologische processen:"

Op grond van aantekening 1, aanhef en letter g, op hoofdstuk 30 van het GS omvat dit hoofdstuk niet:

"g) niet voor therapeutisch of profylactisch gebruik bereide bloedalbumine (post 3502)."

Post 3502 van de GN luidt gedurende de jaren waarin de onderhavige invoeren hebben plaatsgevonden:

"Albuminen (daaronder begrepen concentraten van twee of meer weiproteïnen, bevattende meer dan 80 gewichtspercenten weiproteïnen, berekend op de droge stof), albuminaten en andere derivaten van albuminen:"

Postonderverdeling 3502 90 betreft:

"albuminen, andere dan ovoalbumine en lactoalbumine,"

Op grond van aantekening 1, aanhef en letter b, op hoofdstuk 35 van het GS omvat dit hoofdstuk niet:

"b) bloedfracties (andere dan bloedalbumine die niet is geprepareerd voor therapeutische of profylactische doeleinden), geneesmiddelen en andere producten bij hoofdstuk 30."

3.4.2. Het middel doet de vraag rijzen hoe aantekening 1, aanhef en letter g, op hoofdstuk 30 van het GS, alsmede aantekening 1, aanhef en letter b, op hoofdstuk 35 van het GS moeten worden uitgelegd.

3.4.3. Het product heeft als kenmerkende eigenschap dat het wordt gebruikt als groeibodem voor het kweken van antilichamen die worden gebruikt ter bestrijding van allerlei ziekten. Het product heeft geen therapeutische of profylactische werking. Wel is het wezenlijk voor het doen ontstaan van bepaalde antilichamen die therapeutische werking hebben. De antilichamen hebben zich ontwikkeld uit stoffen die in de groeibodem waren opgenomen, zodat de stoffen van de groeibodem geacht kunnen worden in de antilichamen voor te komen.

3.4.4. Het is de vraag of de hiervoor in 3.4.2 vermelde bepalingen zo moeten worden uitgelegd dat onder post 3002 van de GN kunnen worden ingedeeld bloedalbuminen die als zodanig geen therapeutische of profylactische werking hebben, maar die wel zijn gemaakt voor en onmisbaar zijn bij de bereiding van bepaalde therapeutische of profylactische producten, en waarvan het gebruik naar zijn aard hiertoe is beperkt.

3.4.5. In de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn aanwijzingen te vinden voor de opvatting dat producten die in hoofdstuk 30 van de GN worden ingedeeld, zelf geneeskrachtige eigenschappen moeten hebben (vgl. HvJ 14 december 1995, Patrick Colin en Daniel Dupré, C-106/94 en C-139/94, en 7 maart 2002, Biochem Zusatzstoffe Handels- und Produktions GmbH, C-259/00). In de motivering die in de indelingsverordening van de Europese Commissie, Verordening (EG) van 24 april 2009, nr. 349/2009, wordt gegeven voor het uitsluiten van een bepaald product van hoofdstuk 30 van de GN, lijkt eveneens van deze opvatting te worden uitgegaan.

Echter, de beslissing van het Hof van Justitie in zijn arrest van 1 juni 1995, Thyssen Haniel Logistic GmbH, C-459/93, lijkt een ruimere strekking van post 3002 van de GN voor te staan dan uit de hiervoor in 3.4.4 vermelde aanwijzingen volgt. Uit punt 17 van het arrest Thyssen zou kunnen worden afgeleid dat onder post 3002 van de GN mede worden begrepen producten die door hun aan hun specifieke kenmerken ontleende inherente bestemming zijn voorbestemd om te worden gebruikt voor medische doeleinden, in het geval van het arrest Thyssen bereidingen die na toevoeging van water als infuusoplossing aan een patiënt worden toegediend in het kader van een medische behandeling. Niet kan worden uitgesloten dat onder post 3002 van de GN ook producten zonder geneeskrachtige eigenschappen kunnen worden ingedeeld, wanneer vaststaat dat het gebruik van die producten vanwege hun aard beperkt is tot gebruik voor medische doeleinden, te weten bij of voor (uitsluitend) de vervaardiging van geneesmiddelen.

3.5. Gelet op het voorgaande zal de Hoge Raad op de voet van artikel 267 VWEU een vraag voorleggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot de uitlegging van het Unierecht.

4. Beslissing

De Hoge Raad verzoekt het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak te doen over de volgende vraag:

Dient aantekening 1, aanhef en letter g, op hoofdstuk 30 van het Geharmoniseerd Systeem, in samenhang gelezen met aantekening 1, aanhef en letter b, op hoofdstuk 35 van het Geharmoniseerd Systeem, zo te worden uitgelegd dat bloedalbumine, die zelf geen therapeutische of profylactische werking heeft maar wel is gemaakt met het oog op en onmisbaar is bij de bereiding van producten met therapeutische of profylactische werking en naar zijn aard alleen daarvoor kan worden aangewend, is bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik in de zin van de aantekening?

De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding totdat het Hof van Justitie naar aanleiding van vorenstaand verzoek uitspraak heeft gedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2011.