Home

Hoge Raad, 24-06-2011, BP2239, 09/03304

Hoge Raad, 24-06-2011, BP2239, 09/03304

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 juni 2011
Datum publicatie
24 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BP2239
Formele relaties
Zaaknummer
09/03304

Inhoudsindicatie

Art. 6.17, lid 1, aanhef en onderdeel a, Wet IB 2001. Uitgaven ter zake van invaliditeit voor vervoer. Verdeling bewijslast objectieve meerkosten ten aanzien van gemaakte autokosten.

Uitspraak

Nr. 09/03304

24 juni 2011

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 januari 2010, nrs. 08/00101 en 08/00325, betreffende een tweetal aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 en voor het jaar 2003 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn verminderd.

De Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 07/2531 en 07/3450) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep met betrekking tot de aanslag 2002 ongegrond en met betrekking tot de aanslag 2003 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag 2003 vernietigd en de aanslag 2003 zoals deze luidt na ambtshalve vermindering gehandhaafd.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 17 december 2010 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

3. Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2011.