Hoge Raad, 12-07-2011, BQ4665, 10/01150 P
Hoge Raad, 12-07-2011, BQ4665, 10/01150 P
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 juli 2011
- Datum publicatie
- 12 juli 2011
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2011:BQ4665
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ4665
- Zaaknummer
- 10/01150 P
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Het Hof heeft bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel een misslag begaan. HR verbetert zelf.
Uitspraak
12 juli 2011
Strafkamer
nr. 10/01150 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 14 september 2009, nummer 24/002523-08, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. S. Koster, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend voor zover het Hof het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, op € 33.771,- heeft vastgesteld en aan de betrokkene de verplichting heeft opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag, alsmede dat de Hoge Raad het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel zal bepalen op een bedrag van € 33.611,- en de betalingsverplichting zal verminderen tot dit bedrag en het beroep voor het overige zal verwerpen.
1.2. De raadsvrouwe heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede, het derde en het vierde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het vijfde middel
Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De als middel aangeduide klacht voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
4. Beoordeling van het zesde middel
4.1. Het middel klaagt dat het Hof als gevolg van een misslag het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel onjuist heeft berekend.
4.2. Het middel is terecht voorgesteld. Het Hof heeft bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als gevolg van een kennelijke misslag als uitgangspunt genomen dat in de periode van 1 april 2006 tot en met 2 mei 2006 618,5 gram cocaïne is verkocht in plaats van 615,6 gram, zodat het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat te hoog is vastgesteld. Na correctie van deze misslag leidt de totaaltelling van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel tot een bedrag van € 33.611,-. De Hoge Raad zal de schatting van het totale bedrag en de daaruit voor de betrokkene voortvloeiende verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre verbeteren.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak behoudens voor zover het Hof daarbij het vonnis van de Rechtbank heeft vernietigd;
stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 33.611,-;
legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 33.611,-;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 12 juli 2011.