Home

Hoge Raad, 16-12-2011, BU8233, 10/00610

Hoge Raad, 16-12-2011, BU8233, 10/00610

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 december 2011
Datum publicatie
16 december 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BU8233
Formele relaties
Zaaknummer
10/00610

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Artikel 20a, lid 3, Wet IB 1964. Aanmerkelijk belang. Aandelen behoren niet tot één soort aangezien zij verschillen in stemrecht over kwesties die niet op één lijn zijn te stellen met die waarvoor in artikel 20a, lid 3, Wet IB 1964 een uitzondering is gemaakt.

Uitspraak

Nr. 10/00610

16 december 2011

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 januari 2010, nr. BK-08/00527, betreffende een aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is over het jaar 2000 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 07/5723) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslag vernietigd.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 17 augustus 2010 geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en verwijzing van het geding naar een ander gerechtshof. De conclusie is aan dit arrest gehecht.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende was vanaf het moment van oprichting van de besloten vennootschap A B.V. (hierna: A), te weten 22 september 1994, tot het moment van overdracht van alle aandelen in A aan een Amerikaans beursgenoteerd bedrijf, H (hierna: H), te weten 5 juni 2000, aandeelhouder van A.

3.1.2. Eerder, op 20 juli 1999, waren de statuten van A gewijzigd, waarbij de aandelen in de vennootschap zijn gesplitst in gewone aandelen A (hierna: aandelen A) en converteerbare niet-cumulatief preferente aandelen B (hierna: aandelen B). Na de statutenwijziging bedroeg het door belanghebbende onmiddellijk en middellijk gehouden belang in het geplaatste kapitaal van de aandelen A afgerond 7,3 percent en in het geplaatste kapitaal van de aandelen B afgerond 1,8 percent. Belanghebbendes belang in het totaal geplaatste aandelenkapitaal van A bedroeg afgerond 4,1 percent.

3.1.3. In de statuten van A, zoals deze luidden na 20 juli 1999, is - voor zover in cassatie van belang - het volgende vermeld:

"WINSTBESTEMMING

Artikel 21. (...)

6. De vordering tot uitkering van toegekend dividend op aandelen A verjaart door een tijdsverloop van vijf jaar. De vordering tot uitkering van toegekend dividend op de preferente aandelen verjaart niet. (...)

VERGADERINGEN VAN AANDEELHOUDERS (...)

Artikel 23. (...)

11. De algemene vergadering van aandeelhouders kan, behoudens enig ander statutair vereiste en mits er preferente aandelen worden gehouden door anderen dan de vennootschap, slechts besluiten nemen omtrent de navolgende onderwerpen in een vergadering waarin:

-tenminste zevenenzestig procent (67%) van alle aandeelhouders aanwezig of vertegenwoordigd zijn en voor het voorstel hebben gestemd; en

-tenminste de helft van de houders van preferente aandeelhouders aanwezig of vertegenwoordigd is en voor het voorstel heeft gestemd,

te weten:

a. vaststelling of uitbetaling van dividenden op gewone aandelen of terugkoop van preferente of gewone aandelen (met uitsluiting van terugkoop volgens werknemersaandelenoptieplannen of afkoop, die daarin wordt bedoeld);

b. fusie, splitsing, consolidatie, verkoop of afstoting van alle of bijna alle eigendommen of activa van de vennootschap;

c. uitgifte van aandelen, aandelenopties, obligaties of vergelijkbare rechten, beperken of verminderen van opties op uitgifte of verkoop van aandelen, afstand doen van- of beperken van het storten ("pay-in") van kapitaal of het wijzigen van het werknemersoptieplan;

d. verkoop of vervreemding door de vennootschap van aandelen in haar eigen kapitaal;

e. vermindering van het geplaatste kapitaal of afwijken van het vereiste om het kapitaal te verminderen in verhouding tot het totale geplaatste en gestorte aandelenkapitaal;

f. het wijzigen van de aard van de onderneming dan wel haar activiteiten;

g. wijzigen van de statuten;

h. liquidatie of ontbinding, of het indienen van een verzoek tot faillissement of surséance van betaling;

i. vaststelling en/of goedkeuring van de jaarrekening;

j. de benoeming van leden van de directie;

k. het aanstellen of veranderen van accountants van de vennootschap;

l. het in licentie geven van intellectuele eigendomsrechten van de vennootschap, één en ander anders dan in de normale gang van zaken.

FUSIE, STATUTENWIJZIGING, ONTBINDING

Artikel 27 (...)

5. Van het liquidatiesaldo wordt allereerst op de preferente aandelen uitgekeerd het nominale op die aandelen gestorte bedrag alsmede het op de preferente aandelen gestorte agio, ponds ponds gewijze te verdelen over de preferente aandelen, en vervolgens het op deze aandelen in enig boekjaar eventueel toegekende dividend voorzover niet of niet volledig uitgekeerd. Hetgeen daarna resteert, wordt aan de houders van gewone aandelen en andere rechthebbenden in verhouding tot ieders recht uitgekeerd. (...)

CONVERSIEBEPALING

Artikel 28

Bij en ten tijde:

-van een eenstemmig besluit van de vergadering van preferente aandeelhouders tot na te melden omzetting, dan wel bij en ten tijde van de in dat besluit genoemde datum, welk besluit moet worden genomen in een vergadering waarin alle houders van preferente aandelen aanwezig zijn;

of

-van de eerste notering van aandelen van de vennootschap op een effectenbeurs, zullen zonder dat daartoe enige nadere rechtshandeling benodigd zal zijn, alle alsdan uitstaande preferente aandelen, zijn geconverteerd in evenzovele gewone aandelen van gelijke nominale waarde, en aansluitend genummerd na de alsdan reeds geplaatste gewone aandelen.(...)"

3.1.4. Op 27 april 2000 heeft het bestuur van A een principeovereenkomst gesloten met H om te komen tot een overdracht van alle aandelen in A aan J B.V. (hierna: J BV), een dochtervennootschap van H. Op 29 mei 2000 hebben de aandeelhouders van A een share purchase agreement getekend. Op 5 juni 2000 heeft J BV alle aandelen in A overgenomen tegen toekenning van eigen aandelen.

3.1.5. Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000 ter zake van de verkoop van zijn aandelen in A aan J BV geen vervreemdingsvoordeel in aanmerking genomen. Op basis van de in de aangifte vermelde gegevens is een definitieve aanslag berekend en opgelegd.

3.1.6. De Inspecteur heeft naar aanleiding van een renseignement van een ambtgenoot een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij het door belanghebbende met de verkoop van zijn aandelen behaalde voordeel als winst uit aanmerkelijk belang in aanmerking is genomen.

3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de hiervoor onder 3.1.2 vermelde aandelen A en aandelen B voor de toepassing van artikel 20a, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet IB 1964) tot één soort behoren, hetgeen betekende dat belanghebbende in het jaar 2000 aandelen heeft vervreemd die niet tot een aanmerkelijk belang behoren.

Tegen dit oordeel richt zich het middel.

3.3.1. Op grond van artikel 20a, lid 3, derde volzin, van de Wet IB 1964 (tekst voor het jaar 2000) worden ook de aandelen in een vennootschap en de aandelen in die vennootschap die zich daarvan onderscheiden uitsluitend doordat aan die aandelen een benoemingsrecht, het recht de naam van de vennootschap te mogen bepalen of een met die rechten vergelijkbaar recht is verbonden, dan wel doordat ter zake van die aandelen een bijzondere aanbiedingsregeling of daarmee vergelijkbare regeling geldt, beschouwd als behorende tot dezelfde soort.

3.3.2. Er zijn argumenten artikel 20a, lid 3, derde volzin, van de Wet IB 1964 aldus uit te leggen dat alle aandelen die zich uitsluitend onderscheiden door een verschil in zeggenschap behoren tot dezelfde soort. Zo beoogde, zoals blijkt uit het in onderdeel 3.4 van de conclusie van de Advocaat-Generaal opgenomen citaat, het amendement Vreugdenhil en Van der Vaart de soortbenadering te beperken tot aandelen die ten opzichte van andere door de vennootschap uitgegeven aandelen een bijzondere gerechtigdheid hebben tot een vermogensbestanddeel of een reserve van de vennootschap. Als voorbeeld werd genoemd letteraandelen met een dividendreserve die per letteraandeel uiteenloopt. Voorts biedt ook de ratio van de soortbenadering van artikel 20a, lid 3, derde volzin, van de Wet IB 1964 steun voor een economische benadering, waarbij alleen een onderscheid in vermogensrechten leidt tot een bijzondere soort.

3.3.3. Anderzijds volgt uit de tekst van artikel 20a, lid 3, derde volzin, van de Wet IB 1964 dat de wetgever de gelijkstelling heeft beperkt. Die gelijkstelling is beperkt tot aandelen met een benoemingsrecht, het recht de naam van de vennootschap te mogen bepalen of waaraan een met die rechten vergelijkbaar recht is verbonden, dan wel doordat ter zake van die aandelen een bijzondere aanbiedingsregeling of daarmee vergelijkbare regeling geldt. Dit wijst erop dat de gelijkstelling niet voor alle verschillen in zeggenschap geldt. In de wetsgeschiedenis, zoals weergegeven in de onderdelen 3 en 4 van de conclusie van de Advocaat-Generaal, zijn onvoldoende aanwijzingen te vinden dat in weerwil van de wettekst de wetgever de ruime uitleg als hiervoor in onderdeel 3.3.2 geschetst, heeft beoogd.

3.3.4. Dit een en ander beziende is de Hoge Raad van oordeel dat sprake is van verschillende soorten aandelen niet alleen indien sprake is van een bijzondere gerechtigdheid tot een vermogensbestanddeel of een reserve van de vennootschap (zoals het geval is bij letteraandelen met een eigen dividendreserve), maar ook indien tussen verschillende soorten aandelen uitsluitend een verschil bestaat met betrekking tot de besluitvorming omtrent uitkeringen van winst of vermogen van de vennootschap. Laatstgenoemd verschil is niet van dezelfde orde als de in artikel 20a, lid 3, derde volzin, van de Wet IB 1964 bedoelde verschillen.

3.3.5. De hiervoor in 3.1.3 aangehaalde bepalingen uit de statuten van A laten geen andere conclusie toe dan dat de in de aandelen A en de aandelen B belichaamde rechten verschillen wat betreft het stemrecht over de vaststelling of uitbetaling van dividenden en over andere kwesties die de vermogenspositie van de vennootschap rechtstreeks raken. Die verschillen zijn niet van dezelfde orde als de in artikel 20a, lid 3, derde volzin, van de Wet IB 1964 bedoelde verschillen. Hieruit volgt dat wat er zij van overige verschillen tussen de aandelen A en de aandelen B, die aandelen niet kunnen worden aangemerkt als aandelen van dezelfde soort in vorenvermelde zin.

3.4. Uit het hiervoor in 3.3.4 en 3.3.5 overwogene volgt dat het middel slaagt. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor de behandeling van de geschilpunten die door het Hof onbehandeld zijn gelaten.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

en verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.

Dit arrest is vastgesteld door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski in raadkamer van 23 november 2011 en op 16 december 2011 in het openbaar uitgesproken.