Home

Hoge Raad, 20-01-2012, ECLI:NL:HR:2012:BZ4744 BV1386, 10/01694

Hoge Raad, 20-01-2012, ECLI:NL:HR:2012:BZ4744 BV1386, 10/01694

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 januari 2012
Datum publicatie
20 januari 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BV1386
Zaaknummer
10/01694

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. BV neemt pensioenverplichtingen jegens de aandeelhouders/werknemers over van een pensioenstichting. Uitdeling indien de waarde van de overgenomen pensioenverplichtingen hoger is dan de mee overgedragen middelen van de stichting?

Uitspraak

20 januari 2012

nr. 10/01694

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X Beheer B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 maart 2010, nr. 08/00682, betreffende een beschikking als bedoeld in artikel 20b, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

1. Het geding in feitelijke instanties

De Inspecteur heeft, gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag in de vennootschapsbelasting van belanghebbende voor het jaar 2003, het bedrag van het verlies van dat jaar bij beschikking vastgesteld. Het bedrag van het verlies is, na tegen de beschikking gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur verhoogd.

De Rechtbank te Breda (nr. AWB 07/2234) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende is in 1972 opgericht. In het onderhavige jaar (2003) waren de aandelen in belanghebbende in handen van D en zijn echtgenote E, die op 1 januari 1976 in dienst van belanghebbende zijn getreden (hierna: de werknemers).

3.1.2. In 1976 zijn aan de werknemers pensioenaanspraken toegekend. De met de pensioenaanspraken verband houdende verplichtingen zijn ondergebracht in een pensioenstichting (hierna: de Stichting). Ter dekking van de aanspraken zijn jaarlijks pensioenpremies aan de Stichting voldaan. Met ingang van 1 januari 1992 is de pensioenopbouw bij de Stichting gestaakt en zijn geen premies meer betaald. Per 31 december 2002 bedroeg de bij de Stichting opgebouwde pensioenvoorziening volgens haar administratie € 595.049,25.

3.1.3. Op 16 december 1992 heeft belanghebbende pensioenbrieven aan de werknemers uitgereikt waarin aan elk van hen een pensioen ter grootte van 70 percent van het eindloon is toegezegd (hierna: de pensioenbrieven). In de pensioenbrieven is ervan uitgegaan dat de diensttijd van de werknemers bij belanghebbende is aangevangen op 1 januari 1976. In de pensioenbrieven wordt geen melding gemaakt van de onderbrenging van hiervoor in 3.1.2 genoemde pensioenverplichtingen bij de Stichting.

3.1.4. Op 10 december 2003 hebben belanghebbende, de Stichting en de werknemers een overeenkomst gesloten waarbij de Stichting haar pensioenverplichtingen per 31 december 2002 alsmede haar gehele belegde vermogen van € 402.513 heeft overgedragen aan belanghebbende. De overeenkomst hield onder meer het volgende in:

"Artikel 1

[De Stichting] draagt per heden de bij haar verzekerde pensioenverplichtingen jegens D en E over aan X Beheer B.V., die deze verplichtingen aanvaardt. Deze aanspraken zijn partijen bekend op basis van de in de considerans beschreven pensioenopbouw gedurende de jaren 1976 tot en met 1991, vermeerderd met 31/2% indexatie per jaar.

(...)

Artikel 2

De middels deze overeenkomst over te dragen pensioenaanspraken zullen opnieuw - zonder rekening te houden met de al dan niet toegezegde indexatie tegen nominale waarde - geïntegreerd deel uit gaan maken van de totale pensioenopbouw van D en E bij X Beheer B.V., zoals blijkt uit de in de considerans gememoreerde pensioenbrieven."

In de considerans van deze overeenkomst wordt verwezen naar de pensioenbrieven.

3.2. Het Hof heeft overeenkomstig het standpunt van de Inspecteur geoordeeld dat belanghebbende ten belope van het verschil tussen de hiervoor in 3.1.2 en 3.1.4 vermelde bedragen van € 595.049,25 respectievelijk € 402.513 een winstuitdeling heeft gedaan. Het Hof heeft daartoe redengevend geacht - voor zover hier van belang - (i) dat de pensioenregeling zoals die van kracht was vanaf 1992 in feite een voortzetting was van de pensioenregeling die voortvloeide uit de in 1976 gedane pensioentoezeggingen, (ii) dat de Stichting zelfstandig drager was van de verplichtingen uit hoofde van laatstbedoelde pensioentoezeggingen, (iii) dat het bedrag van € 402.513 onvoldoende was om de waarde van de door de Stichting aan belanghebbende overgedragen pensioenverplichtingen te dekken, (iv) dat gesteld noch gebleken is dat ter zake van die overdracht een korting is toegepast op de pensioenrechten van de werknemers en (v) dat belanghebbende, door onder deze omstandigheden de door haar aan de werknemers toegezegde pensioenrechten onverkort te handhaven, anders heeft gehandeld dan zij zou hebben gedaan indien de werknemers niet tevens aandeelhouders van haar zouden zijn geweest. Hiertegen richten zich de middelen.

3.3. Middel 1 bestrijdt het oordeel van het Hof onder herhaling van het door belanghebbende ook reeds voor het Hof en de Rechtbank gehouden betoog dat belanghebbende in haar hoedanigheid van werkgever uit hoofde van de pensioenbrieven de verplichting had om aan ieder van de werknemers een pensioen uit te keren van 70 percent van het laatstverdiende loon, en dat de werknemers uit dien hoofde de door hen in de jaren 1976 tot en met 1991 opgebouwde pensioenaanspraken tegenover belanghebbende geldend konden maken.

Het middel slaagt. Uit 's Hofs uitspraak blijkt niet dat het Hof deze stelling van belanghebbende heeft behandeld. Indien het Hof die stelling niet relevant achtte voor de vraag of sprake was van een winstuitdeling geeft het hiervoor in 3.2 weergegeven oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Indien dat oordeel aldus moeten worden verstaan dat daarin besloten ligt de verwerping van belanghebbendes voormelde stelling, behoefde dat oordeel nadere motivering, die evenwel ontbreekt. De hiervoor in 3.2 onder (i) tot en met (iv) genoemde omstandigheden - met name de omstandigheid dat de Stichting zelfstandig drager was van de verplichtingen uit hoofde van de in 1976 gedane pensioentoezeggingen - sluiten immers niet de mogelijkheid uit dat belanghebbende zich bij de uitreiking van de pensioenbrieven uit zakelijke overwegingen heeft verplicht de in 1976 gedane pensioentoezeggingen jegens de werknemers gestand te doen.

3.4. Gelet op het hiervoor in 3.3 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. Middel 2 behoeft geen behandeling.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof en van het geding voor de Rechtbank een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 448, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 874 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, C.B. Bavinck, A.R. Leemreis en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2012.