Home

Hoge Raad, 01-06-2012, ECLI:NL:HR:2012:BX2955 BW7081, 11/04661

Hoge Raad, 01-06-2012, ECLI:NL:HR:2012:BX2955 BW7081, 11/04661

Inhoudsindicatie

Besluit proceskosten bestuursrecht, Bijlage, onderdeel A4. Telefonisch horen kan onder omstandigheden worden aangemerkt als ‘verschijnen hoorzitting’.

Uitspraak

1 juni 2012

nr. 11/04661

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 29 november 2011, nr. 10/00867, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is over het jaar 2004 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

De Rechtbank te Breda (nr. AWB 10/1037) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de navorderingsaanslag vernietigd.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de klacht

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Nadat belanghebbende een bezwaarschrift had ingediend tegen de onderhavige navorderingsaanslag heeft de Inspecteur haar een tot de stukken van het geding behorend "Reactieformulier bezwaar" toegezonden.

3.1.2. Op voormeld formulier heeft de gemachtigde van belanghebbende onder meer een kruisje gezet bij het eerste vakje in de volgende passage:

"Ik wil gehoord worden

- Ik maak gebruik van de mogelijkheid om mijn bezwaren telefonisch toe te lichten.

- Ik maak gebruik van de mogelijkheid om mijn bezwaren te komen toelichten."

3.1.3. Tot de gedingstukken behoort een hoorverslag. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

"1. Op uw schriftelijk verzoek van 21 januari 2010 heeft het horen telefonisch plaats gevonden tussen (gemachtigde) en (de Inspecteur).

2. Het horen vond plaats naar aanleiding van de op 23 november 2009 ingediende bezwaarschriften tegen de volgende beschikking(en)

(...)

3. De belanghebbende is gehoord door een ander dan degene die bij de totstandkoming van de bestreden beschikkingen is betrokken.

4. De volgende correcties/onderwerpen zijn besproken:

(...)

5. De standpunten van de betrokken partijen kunnen als volgt worden weergegeven:

Gemachtigde is van mening (...)

De inspecteur is van mening (...)"

3.1.4. Dit verslag is bij brief van 28 januari 2010 door de Inspecteur aan de gemachtigde verzonden. In die brief is de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om mee te delen of hij het eens is met de inhoud van het verslag. Tevens is hij in de gelegenheid gesteld om eventuele wijzigingen door te geven.

3.1.5. Belanghebbende heeft tegenover de Inspecteur verklaard geen behoefte te hebben nog een verdere mondelinge toelichting te geven.

3.1.6. Nadat het bezwaar ongegrond was verklaard heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar alsmede de navorderingsaanslag vernietigd. Tevens heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld in de kosten van (onder meer) het bezwaar. Ter zake van de kosten voor rechtsbijstand heeft de Rechtbank bij de berekening van die kostenvergoeding geen punt toegekend op de voet van onderdeel A4, onder 2, van de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit), luidende: "verschijnen hoorzitting (artikel 7:2; 7:16)".

3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat telefonisch horen naar aanleiding van een ingediend bezwaarschrift geen proceshandeling is waarvoor in het kader van het Besluit een punt moet worden toegekend. Tegen dat oordeel is de klacht gericht.

3.3.1. Vooropgesteld wordt dat niet elk telefoongesprek tussen het bestuursorgaan en een rechtsbijstandverlener dat wordt gevoerd in het kader van een bezwaarprocedure kan worden aangemerkt als het verschijnen ter hoorzitting in de zin van onderdeel A4, onder 2, van de Bijlage bij het Besluit.

3.3.2. De mogelijkheid bestaat echter dat het telefoongesprek op een zodanige wijze plaatsvindt dat het zich, afgezien van de lijfelijke aanwezigheid, materieel niet onderscheidt van een hoorzitting in de zin van Afdeling 7.2 van de Algemene wet bestuursrecht. In een dergelijk geval staan doel en strekking van het in 3.3.1 bedoelde bijlage-onderdeel er niet aan in de weg dat het voeren van dit telefoongesprek voor de toepassing van dat onderdeel op één lijn wordt gesteld met het verschijnen ter hoorzitting (vgl. de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 november 2011, nr. 09/6496 WWB, LJN BU6407, AB 2012/62, en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 februari 2012, 201109143/1/A3, LJN BV3193, JB 2012/69).

3.4. De hiervoor in 3.1.1 tot en met 3.1.5 vermelde uitgangspunten laten geen andere slotsom toe dan dat in het

onderhavige geval het telefonisch horen van de gemachtigde, dat kennelijk met instemming van belanghebbende en de Inspecteur in de plaats is getreden van een hoorzitting, zich materieel niet van een hoorzitting onderscheidt.

3.5.1. Gelet op hetgeen hiervoor in 3.3.2 is overwogen brengt dit mee dat aan belanghebbende ten onrechte geen kostenvergoeding is toegekend ter zake van het horen in de bezwaarfase. De klacht slaagt derhalve. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

3.5.2. De door de Rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in verband met de behandeling van het bezwaar, in verband met samenhang met een andere zaak vastgesteld op de helft van € 218, dus € 109, moet worden gesteld op de helft van (€ 218 + € 218 =) € 436, derhalve op € 218.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof en in verband met de behandeling van het bezwaar.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, alsmede de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover deze de veroordeling in kosten in verband met de behandeling van het bezwaar betreft,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 112, alsmede het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van € 111, derhalve in totaal € 223,

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1748 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en

veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 874 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en in de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 218 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, R.J. Koopman, Th. Groeneveld en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2012.