Home

Hoge Raad, 13-07-2012, BX0909, 11/03492

Hoge Raad, 13-07-2012, BX0909, 11/03492

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 juli 2012
Datum publicatie
13 juli 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BX0909
Formele relaties
Zaaknummer
11/03492

Inhoudsindicatie

Art. 129d, lid 1, WW. Tegen toepassing van art. 2, lid 4, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen staat beroep in cassatie niet open.

Uitspraak

13 juli 2012

nr. 11/03492

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 juni 2011, nrs. 10/5409WW, 11/748WW, 11/749WW, 11/751WW en 11/2035WW, betreffende besluiten ingevolge de Werkloosheidswet (hierna: de WW).

1. Het geding in feitelijke instanties

Bij besluit van 10 april 2009 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv) aan belanghebbende een uitkering (hierna: de werkloosheidsuitkering) op grond van de WW toegekend met ingang van 9 maart 2009 voor de duur van drie maanden en berekend naar een dagloon van € 42,37.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 2 oktober 2009 de duur van de werkloosheidsuitkering verlengd tot 30 maanden en het dagloon niet gewijzigd.

De Rechtbank te Haarlem (nrs. 09/5122, 09/5617 en 09/5612) heeft het tegen die beslissing ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Uwv vernietigd, bepaald dat het Uwv met inachtneming van haar uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen en het verzoek van belanghebbende om schadevergoeding afgewezen.

Het Uwv heeft ter uitvoering van de uitspraak van de Rechtbank bij besluit van 17 december 2010 het voor de werkloosheidsuitkering in aanmerking te nemen dagloon verhoogd tot € 59,32.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.

De Centrale Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover niet is beslist op het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding en het beroep tegen het besluit van 17 december 2010, voor zover dat ziet op de werkloosheidsuitkering, ongegrond verklaard. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. De Centrale Raad heeft geoordeeld dat de overwerkvergoeding waarop belanghebbende recht had over de periode 1 januari 2008 tot 25 oktober 2008, niet tot zijn dagloon kan worden gerekend met toepassing van artikel 2, lid 4, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (hierna: het Besluit). Daartoe heeft de Centrale Raad overwogen dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat die overwerkvergoeding niet inbaar was. Hiertegen richten zich de klachten.

3.2. Bij de beoordeling van de klachten moet worden vooropgesteld dat beroep in cassatie tegen uitspraken van de Centrale Raad over besluiten op grond van de WW op grond van artikel 129d, lid 1, van die wet slechts mogelijk is wegens schending of verkeerde toepassing van regels over het begrip verzekerde, en van de regeling over het begrip loon in artikel 14, lid 1, van die wet.

3.3. De inhoudelijke klachten van belanghebbende zijn gericht tegen de wijze waarop de Centrale Raad toepassing heeft gegeven aan artikel 2, lid 4, van het Besluit, een voorschrift waarin voor de bepaling van het dagloon wordt afgeweken van het loonbegrip in artikel 14, lid 1, van de WW. Dergelijke klachten betreffen niet de schending van het genoemde loonbegrip (vgl. HR 19 november 1958, nr. 6, BNB 1959/3). Evenmin betreffen die klachten de schending van enige andere in artikel 129d, lid 1, van de WW vermelde bepaling. Belanghebbendes inhoudelijke klachten kunnen daarom niet tot cassatie leiden.

3.4. Hetzelfde geldt voor zijn klacht met betrekking tot de wijze waarop de Centrale Raad het nadere besluit van het Uwv van 17 december 2010 heeft behandeld. Ook daarbij gaat het niet om toepassing van enige in artikel 129d, lid 1, van de WW bedoelde bepaling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2012.