Hoge Raad, 13-07-2012, BX0919, 11/04133
Hoge Raad, 13-07-2012, BX0919, 11/04133
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 juli 2012
- Datum publicatie
- 13 juli 2012
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2012:BX0919
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2011:BT7453, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 11/04133
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Art. 6 Besluit tarieven in strafzaken. Proceskostenvergoeding. Taxatieverslag. Hoogte van het te vergoeden uurtarief.
Uitspraak
13 juli 2012
nr. 11/04133
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X S.a.r.l. te Z, Groothertogdom Luxemburg (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 4 augustus 2011, nr. P09/00393, betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ).
1. Het geding in feitelijke instanties
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Q voor het jaar 2007 vastgesteld.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer (hierna: de heffingsambtenaar) de waarde op een lager bedrag vastgesteld. Tevens heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een vergoeding toegekend voor de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar.
De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08/3787) heeft het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur voor zover deze betrekking heeft op de vergoeding van proceskosten in bezwaar vernietigd en de proceskostenvergoeding in bezwaar nader vastgesteld op € 523,54.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur voor zover deze betrekking heeft op de vergoeding van proceskosten in bezwaar vernietigd en de proceskostenvergoeding in bezwaar vastgesteld op € 453,50. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. In de bezwaarfase was in geschil of de heffingsambtenaar de waarde van een kantoorpand (hierna: de onroerende zaak) bij beschikking terecht op € 15.561.000 had vastgesteld.
3.1.2. In het kader van het bezwaar heeft belanghebbende een taxatieverslag (hierna: het taxatieverslag) door een taxateur laten opstellen. De taxateur heeft daartoe een marktonderzoek gedaan, een marktanalyse gemaakt, transacties van referentie-objecten bestudeerd en een analyse gemaakt van deze transacties. Hij heeft 4,5 uur aan deze werkzaamheden besteed naar een uurtarief van € 155 exclusief btw.
3.1.3. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde van de onroerende zaak verminderd. Hij heeft daarbij een vergoeding van de kosten van het taxatieverslag toegekend tegen een uurtarief van € 40,62, in totaal tot een bedrag van € 182,79 (4,5 maal € 40,62).
3.2.1. Voor het Hof was onder meer het door de heffingsambtenaar gehanteerde uurtarief in geschil.
3.2.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de werkzaamheden van de taxateur niet in die mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn dat een vergoeding kan worden toegekend tegen het maximale uurtarief van € 81,23, genoemd in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (hierna: het Bts 2003). Het Hof heeft het te vergoeden bedrag bepaald naar een uurtarief
van € 65. Hiertegen richt zich het middel.
3.3.1. Het gaat hier om een geval waarin op verzoek van de belanghebbende een taxatieverslag door een deskundige wordt opgesteld in verband met een bezwaar- of beroepsprocedure over de waardering van een onroerende zaak in het kader van de Wet WOZ.
3.3.2. In een dergelijk geval wordt de vergoeding volgens artikel 1, lid 1, aanhef en letter b, in verbinding met artikel 2, lid 1, aanhef en letter b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb) vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 6 van het Bts 2003. Daarmee geldt een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur "naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn". In artikel 15 van het Bts 2003 is bepaald dat deze bedragen worden verhoogd met de omzetbelasting die daarvoor is verschuldigd.
3.3.3. Gezien de grondslag van het Bpb in artikel 8:75, lid 1, Awb, gaat het bij de toekenning van een vergoeding voor kosten van een deskundige allereerst erom of sprake is van kosten die de belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken. Een belanghebbende die in een geval als hiervoor in 3.3.1 bedoeld ter onderbouwing van zijn standpunt over de waarde van een onroerende zaak een taxatierapport aan de heffingsambtenaar of de rechter overlegt, zal in het algemeen aan deze eis voldoen. In het onderhavige geval bevatten de uitspraak van het Hof of de gedingstukken geen aanwijzingen voor het tegendeel.
3.3.4. In een geval als hiervoor in 3.3.1 bedoeld dient te worden vooropgesteld dat de werkzaamheden van de taxateur in het algemeen niet van wetenschappelijke aard zijn. De uitspraak van het Hof of de gedingstukken bevatten op dit punt geen aanwijzingen voor het tegendeel.
3.3.5. Wel behoren de werkzaamheden van een taxateur in een geval als hiervoor in 3.3.1 bedoeld te worden aangemerkt als van bijzondere aard in de zin van artikel 6 van het Bts 2003.
3.3.6. De mate waarin dergelijke werkzaamheden van bijzondere aard zijn, wordt vooral bepaald door de aard van de te taxeren onroerende zaak. Naarmate de taxatie van een object naar haar aard complexer is, kan toepassing van een hoger uurtarief gerechtvaardigd zijn. Toepassing van het maximale uurtarief komt eerst in aanmerking indien het object van dien aard is dat de taxatie daarvan zeer complex is.
3.3.7. Met het oog op de uitvoerbaarheid van de desbetreffende regeling in het Bts 2003 moet worden aanvaard dat ter bepaling van de mate waarin de werkzaamheden van een taxateur van bijzondere aard zijn uitsluitend de aard van de onroerende zaak als maatstaf in aanmerking wordt genomen en dat geen rekening wordt gehouden met andere factoren, zoals de mate van deskundigheid van de taxateur.
3.3.8. Artikel 15 van het Bts 2003 brengt mee dat de hiervoor bedoelde voor vergoeding in aanmerking komende kosten behoren te worden verhoogd met omzetbelasting naar het op grond van de bepalingen van de Wet op de omzetbelasting 1968 toepasselijke tarief. Gelet op de strekking van deze bepaling geldt dat echter alleen indien de aan een belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting op hem drukt en dus niet indien hij die belasting als voorbelasting in aftrek kan brengen (zie HR 15 april 2011, nr. 10/04313, LJN BQ1222, BNB 2011/184).
3.3.9. Het betoog van het middel dat het maximale uurtarief van artikel 6 van het Bts 2003 moet worden toegepast omdat de taxateur van belanghebbende een hoger uurtarief in rekening heeft gebracht en omdat gesteld noch gebleken is dat dit geen marktconform tarief betreft, moet gelet op het voorgaande worden verworpen. Dit betoog vindt geen steun in het samenstel van de hiervoor in 3.3.2 vermelde bepalingen. Volgens dit samenstel is immers niet de hoogte van het in rekening gebrachte, of in de markt gangbare, uurtarief maatgevend, maar de aard van de werkzaamheden, die, zoals hiervoor is overwogen, in een geval als het onderhavige wordt bepaald door de aard van het te taxeren object.
3.3.10. Gelet op de aard van het onderhavige kantoorpand kon het Hof zonder miskenning van hetgeen hiervoor in 3.3.2 tot en met 3.3.8 is overwogen tot het oordeel komen dat de werkzaamheden voor de taxatie van het onderhavige object niet in die mate van bijzondere aard zijn dat het maximaal toe te kennen uurtarief moet worden gehanteerd en de vergoeding moet worden gebaseerd op een tarief van € 65 per uur. Dat oordeel kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst.
3.3.11. Het middel faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris, R.J. Koopman, Th. Groeneveld en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2012.