Home

Hoge Raad, 12-10-2012, BX5572, 11/01698

Hoge Raad, 12-10-2012, BX5572, 11/01698

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 oktober 2012
Datum publicatie
12 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BX5572
Formele relaties
  • Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BX5572
Zaaknummer
11/01698
Relevante informatie
Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-07-2024], Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-07-2024] art. 400

Inhoudsindicatie

Opdracht. Vaststelling inhoud en reikwijdte opdracht; Halviltex-maatstaf; betekenis van gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst.

Uitspraak

12 oktober 2012

Eerste Kamer

11/01698

DV/LZ

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiser], handelend onder de naam [A] ARCHITECTEN,

wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier,

t e g e n

STICHTING MONTESSORI SCHOLENGEMEENSCHAP AMSTERDAM,

gevestigd te Amsterdam,

VERWEERSTER in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Stichting.

1. Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de vonnissen in de zaak 392590/HA ZA 08-757 van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2008, 25 februari 2009 en 3 juni 2009;

b. de arresten in de zaak 200.040.814/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 27 juli 2010 en 28 december 2010.

De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Tegen de Stichting is verstek verleend.

De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van de bestreden arresten en tot verwijzing.

3. Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) [Eiser] is werkzaam als architect. In opdracht van de Stichting heeft hij onderzoek gedaan naar de geschiktheid van locaties voor het stichten van een nieuwe school in de vorm van zogenoemde ruimte/volumestudies.

(ii) [Eiser] is niet betrokken bij de uiteindelijke bouw van de school. Die opdracht is begin 2007 naar een ander gegaan.

(iii) Bij brief van 20 februari 2007 heeft de Stichting aan [eiser] gevraagd om facturen voor zijn werkzaamheden, voorzien van bijlagen en onderbouwing met betrekking tot elf projecten.

(iv) [Eiser] heeft vervolgens elf facturen (genummerd [001]-[011]) aan de Stichting gezonden, alle gedateerd 28 februari 2007.

(v) Bij brief van 3 april 2007 heeft de Stichting aan [eiser] medegedeeld dat de facturen voor vergoeding bij de gemeente ten laste van het Huisvestingsprogramma 2008 zijn ingediend en dat de Stichting tot betaling kan overgaan zodra dit programma is vastgesteld.

(vi) Bij brief van 17 april 2007 heeft [eiser] de Stichting gesommeerd de openstaande facturen te betalen en heeft hij de Stichting in gebreke gesteld voor het geval betaling zou uitblijven.

(vii) De Stichting heeft twee latere facturen van [eiser] (van 26 juni 2007), betrekking hebbend op het project "Gymzaal 1" (€ 4.641,-- inclusief BTW) en project "onderzoek woningen" (€ 7.824,25 inclusief BTW) voldaan. De overige facturen zijn niet voldaan.

3.2 [Eiser] vordert in de onderhavige procedure, voor zover in cassatie nog van belang, veroordeling van de Stichting tot betaling aan hem van € 102.296,43, vermeerderd met rente en kosten. De Stichting heeft als verweer onder meer aangevoerd dat zij [eiser] weliswaar een opdracht heeft gegeven, maar dat die niet de werkzaamheden omvatte die [eiser] thans heeft gefactureerd.

3.3 Het hof heeft (rov. 3.7 van het tussenarrest) overwogen dat partijen van mening verschillen over de inhoud en reikwijdte van de opdracht, waarvan in de stukken een exacte omschrijving ontbreekt. Vervolgens nam het hof (rov. 3.8 van het tussenarrest) voor het vaststellen van de inhoud van de opdracht tot uitgangspunt dat deze ziet op onderzoek naar de vraag of op een bepaald stuk grond binnen het kader van het bestemmingsplan voldoende ruimte/volume aanwezig is voor een nieuw te bouwen school. Aldus omvat, naar het hof oordeelde, de opdracht:

- het zoeken naar een locatie;

vaststellen of op deze locatie de benodigde oppervlakte in m2 beschikbaar is en tot welke hoogte gebouwd mag worden;

- raadplegen van het geldende bestemmingsplan;

- kadastraal onderzoek: rusten er op de locatie beperkt zakelijke rechten.

3.4 In zijn eindarrest heeft het hof vervolgens (rov. 2.6, 2.7 en 2.9) geoordeeld dat [eiser] een deel van de gefactureerde werkzaamheden en kosten niet aan de Stichting in rekening kan brengen, te weten het uitvoeren van een haalbaarheidstoets voor het bouwproject en de werkzaamheden die betrekking hebben op schetsen, tekeningen, digitaliseren, maquettes en boekjes en de daarbij gemaakte kosten, omdat die niet binnen de door het hof in zijn tussenarrest geformuleerde opdracht vallen. Voorts wees het hof de factuur van [eiser] die betrekking had op het "Programma van Eisen" af, omdat de Stichting onvoldoende weersproken zou hebben gesteld dat zij daartoe nooit opdracht heeft gegeven. De door [eiser] in rekening gebrachte werkzaamheden en kosten die naar het oordeel van het hof wel verricht en gemaakt zijn binnen het kader van de opgedragen werkzaamheden becijferde het hof op een bedrag van € 8.695,--.

Het veroordeelde de Stichting vervolgens tot betaling van dat bedrag aan [eiser].

3.5 Onderdeel 1 klaagt dat het hof bij de vaststelling van de inhoud en reikwijdte van de aan [eiser] gegeven opdracht van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan nu die inhoud en reikwijdte bepaald worden door hetgeen partijen zijn overeengekomen en het hof heeft nagelaten te onderzoeken welke betekenis partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en uitlatingen terzake mochten toekennen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Deze klacht is gegrond. Het hof heeft de omvang van de opdracht slechts beredeneerd vanuit een uitgangspunt dat het koos op basis van de vaststelling van hetgeen tussen partijen met betrekking tot de opdracht niet in geschil is, namelijk dat de Stichting aan [eiser] een opdracht heeft verstrekt tot het doen van ruimte/volume-onderzoek, en is voorbijgegaan aan het partijdebat over de vraag wat "het doen van ruimte- en volumeonderzoek" concreet inhield. Het hof is in het geheel niet ingegaan op de in onderdeel 3 vermelde, door [eiser] voor de rechtbank en voor het hof aangevoerde stellingen ten betoge dat de opdracht veel ruimer was dan de Stichting verdedigde, welke stellingen onder meer inhielden dat [eiser] na elk locatieonderzoek gerapporteerd heeft, dat het onderzoek vervolgens mondeling door partijen werd besproken en dat de Stichting noch naar aanleiding van de door haar ontvangen schriftelijke rapportages waaruit bleek van de thans in rekening gebrachte werkzaamheden ten behoeve van het bouwproject en het Programma van Eisen, noch naar aanleiding van de mondelinge besprekingen, uitlatingen heeft gedaan waaruit [eiser] moest afleiden dat de Stichting meende dat [eiser] werkzaamheden verrichtte waarvoor hij geen opdracht had gekregen. Het hof heeft dan ook kennelijk de Haviltexmaatstaf, aan de hand waarvan de rechter de inhoud van een overeenkomst behoort vast te stellen, miskend; daarbij verdient opmerking dat ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang kunnen zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg.

3.6 De overige onderdelen behoeven geen behandeling. Waar het hof in zijn eindarrest voortbouwt op zijn in het tussenarrest neergelegde oordeel met betrekking tot hetgeen de opdracht omvat, behoort ook het eindarrest te worden vernietigd.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de arresten van het gerechtshof te Amsterdam van 27 juli 2010 en 28 december 2010;

verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof te 's-Gravenhage;

veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 881,99 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 12 oktober 2012.