Home

Hoge Raad, 30-11-2012, BX7881, 11/00979

Hoge Raad, 30-11-2012, BX7881, 11/00979

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
30 november 2012
Datum publicatie
30 november 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BX7881
Formele relaties
Zaaknummer
11/00979

Inhoudsindicatie

Energiebelasting; artikel 66, lid 1, aanhef en letter a, Wbm; verzoek om teruggaaf wegens grootverbruik gasolie; tussentijdse verlaging van het terug te geven bedrag; voor verbruikte liters gasolie boven de grens van 153.000 liter geldt het bedrag dat ten tijde van het verbruik van die liters van toepassing was.

Uitspraak

30 november 2012

Nr. 11/00979

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 januari 2011, nr. 10/00048, betreffende een ten aanzien van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) genomen beschikking tot teruggaaf van energiebelasting.

1. Het geding in feitelijke instanties

Belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van energiebelasting met betrekking tot de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008. De Inspecteur heeft bij beschikking een teruggaaf verleend van € 16.391. De beschikking is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

De Rechtbank te Breda (nr. AWB 09/2410) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur vernietigd, en de teruggaafbeschikking gewijzigd in een teruggaaf van energiebelasting ten bedrage van € 18.334. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 21 augustus 2012 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende, een aannemingsbedrijf, heeft gedurende het kalenderjaar 2008 in totaal 287.614 liter aan gasolie voor eigen verbruik betrokken. Van deze hoeveelheid heeft belanghebbende 141.279 liter verbruikt in de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2008 en 146.335 liter in de periode van 1 juli 2008 tot en met 31 december 2008.

3.1.2. Op 19 februari 2009 heeft belanghebbende op de voet van artikel 23 van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag (tekst tot 1 januari 2010) de Inspecteur verzocht om teruggaaf van energiebelasting voor zover de hiervoor in 3.1.1 vermelde in totaal afgenomen hoeveelheid liters een hoeveelheid van 153.000 liter overschreed.

3.1.3. Bij beschikking van 18 maart 2009 heeft de Inspecteur belanghebbende een teruggaaf aan energiebelasting toegekend voor een bedrag van € 16.391, ervan uitgaande dat belanghebbende recht heeft op teruggaaf van € 121,76 per 1000 liter, overeenkomstig het bedrag aan teruggaaf dat met ingang van 1 juli 2008 in artikel 66, lid 1, letter a, van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de Wet) was vermeld.

3.1.4. Belanghebbende heeft tegen de hiervoor in 3.1.3 vermelde beschikking bezwaar gemaakt, omdat zij zich op het standpunt stelt dat zij met betrekking tot een gedeelte van de verbruikte gasolie recht heeft op teruggaaf van een hoger bedrag aan energiebelasting, te weten € 151,76 per 1000 liter. Dit is het bedrag dat van 1 januari 2008 tot 1 juli 2008 in artikel 66, lid 1, letter a, van de Wet was vermeld.

3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat slechts recht wordt gedaan aan de bedoeling van de wetgever wanneer de in artikel 66, lid 1, letter a, van de Wet vermelde hoeveelheid van 153.000 liter naar evenredigheid wordt toegerekend aan de periode vóór en de periode vanaf 1 juli 2008. Dit brengt naar het oordeel van het Hof mee dat belanghebbende recht heeft op teruggaaf van € 151,76 per 1000 liter voor de liters waarmee de drempel van (1/2 van 153.000 liter =) 76.500 liter is overschreden in de eerste helft van het jaar 2008, en op teruggaaf van € 121,76 per 1000 liter voor de liters waarmee de drempel van (1/2 van 153.000 liter =) 76.500 liter is overschreden in de tweede helft van het jaar 2008. Het Hof heeft het bedrag van de teruggaaf bepaald op € 18.334.

3.3. Het middel richt zich tegen de hiervoor in 3.2 vermelde oordelen van het Hof en betoogt dat het recht op teruggaaf voor verbruikte gasolie pas ontstaat op het moment dat een verbruiker meer dan 153.000 liter heeft betrokken, en dat voor het bepalen van de hoogte van het teruggaafbedrag voor de hoeveelheden gasolie die een verbruiker na dat moment verbruikt, moet worden uitgegaan van de hoogte van het teruggaafbedrag dat ten tijde van het verbruik van die hoeveelheden wettelijk is voorgeschreven.

3.4.1. Op grond van artikel 66, lid 1, van de Wet (tekst tot 1 januari 2010) wordt op verzoek aan de verbruiker teruggaaf van de belasting verleend met betrekking tot gasolie, mits de verbruiker de brandstof voor eigen verbruik heeft betrokken en voor zover de hoeveelheid die door de verbruiker is betrokken hoger is dan 153.000 liter gasolie per kalenderjaar.

3.4.2. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 66, lid 1, van de Wet (tot 1 januari 2008: artikel 36l van de Wet) blijkt dat de wetgever heeft bedoeld een bovengrens vast te stellen voor de maximaal te belasten hoeveelheid huisbrandolie, halfzware olie en LPG, welke hoeveelheid voor gasolie is bepaald op 153.000 liter op jaarbasis, en dit te realiseren door verbruikers een teruggaaf van de belasting te geven bij overschrijding van deze hoeveelheid. Voorts blijkt dat de wetgever met het bepaalde in het eerste lid heeft bedoeld de teruggaaf van belasting te beperken met betrekking tot huisbrandolie, halfzware olie en LPG, voor zover de hoeveelheid die door een verbruiker in een bepaald jaar is betrokken groter is dan de genoemde hoeveelheden (zie de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met de invoering van een regulerende energiebelasting, Kamerstukken II 1994/95, 24 250, nr. 3, blz. 18 en 45). Doel en strekking van artikel 36l van de Wet zijn ongewijzigd gebleven, ook nadat met ingang van 1 januari 2004 het door Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit voorgeschreven minimumtarief voor motorbrandstoffen is ingevoerd in de vorm van een energiebelasting (zie de memorie van toelichting bij de Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag en de Wet op de accijns, Kamerstukken II 2003/04, 29 207, nr. 3, blz. 20). Anders dan het Hof in punt 4.2 van zijn uitspraak tot uitgangspunt heeft genomen, is de bedoeling van de wetgever niet geweest het objectiveren van het begrip 'grootverbruiker', maar enkel het vaststellen van een hoeveelheidsgrens waarboven de verbruiker aanspraak heeft op teruggaaf van boven die grens verbruikte liters. Het middel slaagt derhalve.

3.5. Gelet op het hiervoor in 3.4 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

In het onderhavige geval heeft de Rechtbank geoordeeld dat het verbruik door belanghebbende pas na 1 juli 2008 een hoeveelheid van 153.000 liter heeft overschreden, zodat belanghebbende met betrekking tot de boven die grens verbruikte liters recht heeft op teruggaaf naar het ten tijde van het verbruik wettelijk voorgeschreven bedrag van € 121,76 per 1000 liter. Belanghebbende heeft voor het Hof aangevoerd dat de verlaging van het terug te geven bedrag met ingang van 1 juli 2008 een rechtsongelijkheid tussen grootverbruikers van gasolie teweegbrengt, aangezien deze verlaging in het bijzonder de grootverbruikers treft die minder dan circa 300.000 liter gasolie per kalenderjaar verbruiken. Deze stelling wordt verworpen. Daargelaten of sprake is van gelijke gevallen, de rechtvaardiging van de verlaging van het terug te geven bedrag per liter kan worden gevonden in het doel daarvan, te weten het verminderen van de tegemoetkoming aan grootverbruikers van gasolie door middel van het geleidelijk verlagen van het terug te geven bedrag aan energiebelasting.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, en

bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, E.N. Punt, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2012.