Home

Hoge Raad, 21-09-2012, BX7944, 11/03370

Hoge Raad, 21-09-2012, BX7944, 11/03370

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 september 2012
Datum publicatie
21 september 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BX7944
Formele relaties
Zaaknummer
11/03370
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:56

Inhoudsindicatie

Procesrecht. Art. 8:56 Awb. Uitnodiging voor zitting. Niet-inachtneming van de daarvoor gestelde termijn.

Uitspraak

21 september 2012

Nr. 11/03370

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 15 juni 2011, nr. 10/00244, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

De Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 09/751) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. Het eerste middel betoogt dat belanghebbende door het Hof niet op juiste wijze is uitgenodigd voor het op 22 maart 2011 plaatsgehad hebbende onderzoek ter zitting, omdat het Hof niet de in artikel 8:56 Awb genoemde termijn van drie weken in acht heeft genomen. Het middel voert aan dat belanghebbende hierdoor in zijn processuele belangen is geschaad, omdat hem de mogelijkheid is ontnomen nadere stukken in te dienen en eventuele getuigen op te roepen.

3.2.1. Doel en strekking van artikel 8:56 Awb brengen mee dat partijen zó tijdig van de datum van het onderzoek ter zitting op de hoogte behoren te worden gesteld dat zij gedurende ten minste drie weken de gelegenheid hebben zich op dit onderzoek voor te bereiden (zie HR 8 april 2011, nr. 10/00574, LJN BQ0405, BNB 2011/179). Het vorenstaande neemt niet weg dat, indien een partij minder dan drie weken voor de datum van het onderzoek ter zitting daarvan op de hoogte is gesteld en zij (in persoon of bij gemachtigde) ter zitting verschijnt zonder bezwaar te maken tegen het niet in acht nemen van de in artikel 8:56 Awb genoemde termijn en zonder aanwijzing anderzijds dat die partij daardoor in haar processuele belangen is geschaad, mag worden aangenomen dat die partij zich voldoende op het onderzoek ter zitting heeft kunnen voorbereiden. In dat geval verzetten doel en strekking van artikel 8:56 Awb zich niet ertegen dat het onderzoek op die zitting plaatsvindt.

3.2.2. Blijkens 's Hofs uitspraak is belanghebbendes gemachtigde ter zitting van het Hof verschenen. Uit 's Hofs uitspraak of de stukken van het geding blijkt niet dat belanghebbende of zijn gemachtigde voor het Hof heeft aangevoerd dat belanghebbende door het niet in acht nemen van de in artikel 8:56 Awb genoemde termijn van drie weken in zijn processuele belangen is geschaad. Evenmin blijkt uit 's Hofs uitspraak of de stukken van het geding dat het Hof moet hebben beschikt over andere aanwijzingen als hiervoor in 3.2.1 bedoeld.

3.2.3. Op grond van het hiervoor in 3.2.1 en 3.2.2 overwogene faalt het eerste middel.

3.3. De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer C.B. Bavinck als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2012.