Hoge Raad, 05-10-2012, BX9203, 12/01979
Hoge Raad, 05-10-2012, BX9203, 12/01979
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 5 oktober 2012
- Datum publicatie
- 5 oktober 2012
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2012:BX9203
- Formele relaties
- In cassatie op:, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 12/01979
Inhoudsindicatie
Art. 6 AOW. Beperking verzekeringsplicht volksverzekeringen tot ingezetenen vormt geen discriminatie.
Uitspraak
5 oktober 2012
nr. 12/01979
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 maart 2012, nr. 10/2522 AOW, betreffende na te melden besluit ingevolge de Algemene Ouderdomswet (hierna: de AOW).
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij besluit van 24 december 2008 heeft de Sociale verzekeringsbank (hierna: de SVB) op aanvraag van belanghebbende een pensioen ingevolge de AOW (hierna: AOW-pensioen) en een partnertoeslag toegekend, waarbij de toegekende bruto-toeslag is gekort.
De SVB heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De Rechtbank te Groningen (nr. AWB 09/1027) heeft het tegen die beslissing ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.
De Centrale Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Ingevolge artikel 53 van de AOW kan beroep in cassatie worden ingesteld tegen uitspraken van de Centrale Raad ter zake van schending of verkeerde toepassing van de artikelen 1, derde tot en met zevende lid, 2, 3 en 6 en de op die artikelen berustende bepalingen.
3.2. De Hoge Raad kan als gevolg hiervan alleen ingaan op het onderhavige cassatieberoep voor zover het is gericht tegen het oordeel van de Centrale Raad dat de echtgenote van belanghebbende tot 1 mei 2000 als niet-ingezetene niet verzekerd is geweest op grond van de AOW. De klachten falen voor zover zij inhouden dat sprake is van discriminatie doordat de verzekeringsplicht voor de volksverzekeringen in beginsel beperkt is tot ingezetenen. Voor deze beperking bestaat een toereikende objectieve rechtvaardiging (vgl. HR 10 juli 2009, nr. 08/00891, LJN BJ1980, BNB 2009/292).
3.3. Voor zover het onderhavige beroep in cassatie ertegen is gericht dat niet-verzekerde tijdvakken van belanghebbendes echtgenote leiden tot een korting bij de berekening van de bruto-toeslag op zijn AOW-pensioen, is dat beroep niet ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van één of meer hiervoor in 3.1 vermelde bepalingen. Artikel 13, lid 2, van de AOW, waarin de korting op de bruto-toeslag is geregeld, behoort niet tot die bepalingen. De klachten falen ook in zoverre.
3.4. Ook voor het overige kunnen de klachten niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2012.