Home

Hoge Raad, 21-12-2012, BY6931, 12/02162

Hoge Raad, 21-12-2012, BY6931, 12/02162

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 december 2012
Datum publicatie
21 december 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BY6931
Zaaknummer
12/02162

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek ten aanzien van de leden van de wrakingskamer niet-ontvankelijk, en voor het overige afgewezen.

Uitspraak

21 december 2012

Nr. 12/02162

Beslissing

van de Vierde kamer van de Hoge Raad der Nederlanden naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen raadsheren in de Hoge Raad, ingediend door X te Z, verder te noemen verzoeker.

1. De procedure

1.1Verzoeker heeft namens belanghebbende, X1 B.V., beroep in cassatie ingesteld in de zaak die bij de Derde kamer van de Hoge Raad is ingeschreven onder nummer 12/02162. Bij brief van 13 september 2012 is aan verzoeker meegedeeld dat op 21 september 2012 ter terechtzitting de beslissing in die zaak in het openbaar zal worden uitgesproken. Tevens is daarin meegedeeld dat het arrest zal worden gewezen door de leden C. Schaap, M.W.C. Feteris en Th. Groeneveld.

1.2 Bij op 14 september 2012 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker de wraking verzocht van de hiervoor in 1.1 vermelde leden van de Hoge Raad.

1.3 Voorts heeft verzoeker bij het hiervoor in 1.2 vermelde verzoekschrift de wraking verzocht van G.J.M. Corstens en J. de Hullu, leden van de wrakingskamer. Daartoe heeft hij als gronden voor wraking aangevoerd dat die leden: wederom hebben aangetoond niet datgene te doen waarvoor zij zijn ingehuurd, maar (slechts) aan de knoppen zitten van een fraude, en verder verwezen naar de gronden die zijn aangevoerd in een verzoek om wraking, bij de Hoge Raad per fax ingekomen op 8 augustus 2012, ter zake van een andere door hem bij de Hoge Raad aanhangig gemaakte procedure, met zaaknummer 11/04401.

2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het onder 1.3 aangeduide wrakingsverzoek

De wrakingskamer acht, mede gelet op de behandeling van en de beslissing op eerdere wrakingsverzoeken die verzoeker heeft ingediend met betrekking tot andere bij de Hoge Raad aanhangig gemaakte zaken, het indienen van het onder 1.3 bedoelde wrakingsverzoek op gronden, die bestaan uit negatieve kwalificaties zonder dat daarvoor feitelijke gronden worden aangevoerd, kennelijk misbruik van recht. Samenstelling van een nieuwe wrakingskamer kan daarom achterwege blijven. Verzoeker zal in zijn wrakingsverzoek in zoverre niet worden ontvangen.

3. Beoordeling van het onder 1.2 aangeduide wrakingsverzoek

3.1 Verzoeker voert in zijn wrakingsverzoek als grond voor wraking van de raadsheren Schaap, Feteris en Groeneveld aan de hiervoor onder 1.3 vermelde redenen, alsmede dat de genoemde raadsheren al bewezen hebben "creatief" (te zijn) met betrekking tot de griffierechten en privémeningen laten prevaleren boven wetgeving daarbij gesteund door de (leden van) de wrakingkamer. Derhalve is naar zijn mening voldoende gemotiveerd dat de behandeling (van de onderhavige zaak) in handen is van een corrupte club.

3.2 De door verzoeker genoemde gronden voor wraking leveren een herhaling op van de gronden die hij al aanvoerde in zijn eerdere verzoeken tot wraking van voornoemde raadsheren in de zaken 11/03915 tot en met 11/03918, 11/03920, 11/03983, 11/04374, 11/04401 en 11/04535, te weten, naar de kern genomen, dat deze raadsheren eerder uitspraken hebben gedaan waarmee verzoeker het niet eens is. Dit zijn nog steeds geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde raadsheren schade zou kunnen lijden. De overige door verzoeker aangevoerde bezwaren met betrekking tot de raadsheren Schaap, Feteris en Groeneveld zijn onvoldoende concreet om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat de rechterlijke onpartijdigheid van die raadsheren schade zou kunnen lijden. De Hoge Raad acht het verzoek tot wraking van die leden kennelijk ongegrond.

4. Toekomstige verzoeken om wraking

De Hoge Raad is van oordeel dat verzoeker de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen misbruikt. Hij zal daarom op de voet van artikel 8:18, lid 4, van de Awb bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om wraking voor zover de wraking wordt verzocht van de leden van de wrakingskamer;

wijst het verzoek om wraking af voor het overige, en

bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen.

Deze beslissing is gegeven door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en J. de Hullu, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 21 december 2012.