Home

Hoge Raad, 29-11-2013, ECLI:NL:HR:2013:1456, 12/04157

Hoge Raad, 29-11-2013, ECLI:NL:HR:2013:1456, 12/04157

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
29 november 2013
Datum publicatie
29 november 2013
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:1456
Formele relaties
  • Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:50, Gevolgd
  • In cassatie op : ECLI:NL:GHARN:2012:BX0381, Bekrachtiging/bevestiging
Zaaknummer
12/04157
Relevante informatie
Grondwet [Tekst geldig vanaf 22-02-2023], Grondwet [Tekst geldig vanaf 22-02-2023] art. 112, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:75, Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024], Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 2

Inhoudsindicatie

Bestuurlijke handhaving tegen beter weten in? Onbevoegd binnendringen woning? Vergoeding kosten bezwaar en beroep. Exclusieve bevoegdheid bestuursrechter. Art. 8:75 lid 1 Awb. Art. 2 lid 3 Besluit proceskosten bestuursrecht. Afwijking forfaitaire vergoeding. Aanvullende bescherming door burgerlijke rechter?

Uitspraak

29 november 2013

Eerste Kamer

nr. 12/04157

RM/TT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

1. [eiseres 1],

2. [eiser 2],

3. [eiser 3],

allen wonende te [woonplaats],

EISERS tot cassatie, verweerders in het incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans,

t e g e n

DE GEMEENTE DE RONDE VENEN,zetelende te Mijdrecht,

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. M.W. Scheltema.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Gemeente.

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de vonnissen in de zaak 279634/ HA ZA 09-2929 van de rechtbank Utrecht van 24 maart 2010, 2 juni 2010 en 15 december 2010;

b. het arrest in de zaak 200.084.375 van het gerechtshof te Arnhem van 15 mei 2012.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De Gemeente heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het principale beroep en het incidentele beroep.

De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 8 juli 2013 op die conclusie gereageerd.

3 Uitgangspunten in cassatie

3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Eiser tot cassatie onder 3 is eigenaar van een woning te [plaats]. De woning wordt bewoond door zijn dochter en haar echtgenoot (eisers tot cassatie onder 1 en 2), alsmede door zijn echtgenote.

(ii) Na verkrijging van een bouwvergunning, zijn [eiser] c.s. eind 2007 bouwwerkzaamheden begonnen voor het oprichten van een bijgebouw met daaronder een kelder. In juni 2008 zijn de werkzaamheden voltooid.

(iii) Naar aanleiding van een controlebezoek door twee handhavingsambtenaren in november 2008 heeft de Gemeente een vooraanschrijving bestuursdwang verstuurd, waarin gesteld wordt dat het bijgebouw en de linkerzijde van het hoofdgebouw in strijd met het bestemmingsplan als tweede zelfstandige woonruimte worden gebruikt. De advocaat van [eiser] c.s. heeft schriftelijk zienswijzen ingebracht tegen het voornemen een last onder dwangsom op te leggen. Wegens het uitblijven van een reactie van de Gemeente is om een voorlopige voorziening verzocht bij de voorzieningenrechter, welk verzoek is ingetrokken nadat de Gemeente had aangekondigd een besluit naar aanleiding van de zienswijzen te zullen nemen. De voorzieningenrechter heeft de Gemeente in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 322,--.

(iv) Na een tweede controlebezoek door handhavingsambtenaren in april 2009 heeft de Gemeente bij besluit van 12 mei 2009 [eiser] c.s. een last onder dwangsom opgelegd, waarbij hun werd gelast “om vóór 1 december 2009 het [met het bestemmingsplan] strijdige gebruik van het aangebouwde bijgebouw, de kelder en de linkerzijde van het hoofdgebouw als zelfstandige woonruimte (…) te beëindigen en beëindigd te houden.” Op 24 september 2009 heeft de Gemeente het tegen dit besluit gerichte bezwaar van [eiser] c.s. gegrond verklaard. De Gemeente heeft het verzoek van [eiser] c.s. tot vergoeding van de door hen gemaakte kosten in de bezwaarfase toegewezen tot een bedrag van € 966,--.

3.2

Voor zover in cassatie van belang, vorderen [eiser] c.s. in dit geding (na wijziging van eis) op grond van onrechtmatige daad een bedrag van € 39.623,42 als vergoeding van door hen in de bestuursrechtelijke fase gemaakte proceskosten, alsmede een bedrag van € 50.000,-- ter vergoeding van immateriële schade. Nadat de rechtbank ter zake van eerstgenoemde vordering een bedrag van € 2.030,-- had toegewezen, heeft het hof de vorderingen alsnog geheel afgewezen. Zowel de rechtbank als het hof verwierpen het standpunt van de Gemeente dat de burgerlijke rechter niet bevoegd is te oordelen over de vordering tot vergoeding van proceskosten in de bestuursrechtelijke procedure.

4 Beoordeling van het middel in het principale beroep

5 Beoordeling van het middel in het incidentele beroep

6 Beslissing