Home

Hoge Raad, 12-07-2013, ECLI:NL:HR:2013:25, 12/00637

Hoge Raad, 12-07-2013, ECLI:NL:HR:2013:25, 12/00637

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 juli 2013
Datum publicatie
12 juli 2013
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:25
Formele relaties
Zaaknummer
12/00637

Inhoudsindicatie

Art. 5, lid 1, SW. Voortgezette bewoning na overlijden erflater. Mondelinge afspraak. Last uit derdenbeding.

Uitspraak

12 juli 2013

nr. 12/00637

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 21 december 2011, nr. BK-10/00253, betreffende een aan [X1] te [Z] (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in het recht van successie.

1 Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is ter zake van de verkrijging uit de nalatenschap van [A], overleden in 2003, een aanslag in het recht van successie opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. De Rechtbank te ’s-Gravenhage (nr. AWB 09/6944 SUCCR) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2 Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De Staatssecretaris heeft het incidentele beroep beantwoord.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 18 december 2012 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van zowel het principale als het incidentele beroep in cassatie.

De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3 Uitgangspunten in cassatie

3.1.1. Op 12 december 2003 is [A] (hierna: erflater) overleden. Zijn zoons [X2] en belanghebbende zijn de erfgenamen.

3.1.2. Op het tijdstip van overlijden woonde erflater met [B] (hierna: [B]) in een hem in eigendom toebehorende woning (hierna: de woning). Na het overlijden van erflater is [B] in de woning blijven wonen.

3.1.3. In de aangifte voor het recht van successie is bij het bepalen van de waarde van de woning een waardedrukkende factor in aanmerking genomen in verband met de bewoning door [B]. De Inspecteur heeft deze waardedruk niet geaccepteerd.

4 Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel

5 Beoordeling van de in het incidentele beroep aangevoerde klachten

6 Proceskosten

7 Beslissing