Hoge Raad, 09-08-2013, ECLI:NL:HR:2013:377, 13/00827
Hoge Raad, 09-08-2013, ECLI:NL:HR:2013:377, 13/00827
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 augustus 2013
- Datum publicatie
- 9 augustus 2013
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2013:377
- Zaaknummer
- 13/00827
Inhoudsindicatie
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie afgedaan m.t.v. artikel 81, lid 1 RO.
Uitspraak
Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 13/00827
9 augustus 2013
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 januari 2013, nrs. 12/00306 tot en met 12/00308, betreffende aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2004 tot en met 2006 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. De aanslag voor het jaar 2004 is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd. De aanslagen voor de jaren 2005 en 2006 zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur verminderd.
De Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 11/3893 tot en met 11/3895) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, en de aanslagen verder verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, en de aanslagen verder verminderd.
2 Het geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.