Hoge Raad, 12-07-2013, ECLI:NL:HR:2013:61, 12/05780
Hoge Raad, 12-07-2013, ECLI:NL:HR:2013:61, 12/05780
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 juli 2013
- Datum publicatie
- 12 juli 2013
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2013:61
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARN:2012:BY3455, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 12/05780
Inhoudsindicatie
Accijns en omzetbelasting. Als de bewijslevering zich niet uitstrekt tot boetes, is de rechtsregel uit het Salduz-arrest niet van toepassing.
Uitspraak
12 juli 2013
nr. 12/05780
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 6 november 2012, nr. 11/00732, betreffende een naheffingsaanslag in de accijns en een naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1 Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is over de periode 1 januari 2003 tot en met 31 maart 2004 een naheffingsaanslag in de accijns en een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 10/1757) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken vernietigd, de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten en belanghebbende een vergoeding voor immateriële schade toegekend van € 4500.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3 Beoordeling van het middel
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
De Belastingdienst/FIOD-ECD (hierna: de FIOD) is naar aanleiding van een op 18 november 2003 gehouden controle op de A12 waarbij 1.000.000 ongebanderolleerde sigaretten in beslag zijn genomen, een strafrechtelijk onderzoek gestart naar het opzettelijk voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten. Belanghebbende is in dit onderzoek als verdachte betrokken op grond van het vermoeden dat hij koper/verkoper van onveraccijnsde sigaretten is geweest. Belanghebbende is, na te zijn uitgenodigd op het politiebureau te verschijnen en aan welke uitnodiging belanghebbende gevolg heeft gegeven, op 18 mei 2004 als verdachte door de FIOD verhoord. Het verhoor is vastgelegd in een proces-verbaal dat is opgesteld op 4 oktober 2004. Belanghebbende heeft ter zake van de verdenking van het opzettelijk voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten in de periode van 1 september 2003 tot en met 18 maart 2004, een bekennende verklaring afgelegd.
Belanghebbende heeft de onder 3.1.1 bedoelde verklaring bij brief van 2 maart 2005 ingetrokken.
Het Openbaar Ministerie heeft geen strafvervolging jegens belanghebbende ingesteld.
Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet met vrucht een beroep kan doen op het arrest van het Europese Hof van de Rechten voor de Mens van 27 november 2008, nr. 36391/02, NJ 2009/214 (hierna: het Salduz-arrest), aangezien belanghebbende niet als verdachte is aangehouden door de opsporingsambtenaren van de FIOD. Bijzondere omstandigheden die tot een andere conclusie dwingen, zijn naar ’s Hofs oordeel niet gesteld of aannemelijk geworden. Tegen deze oordelen richt zich het middel.
Uit ’s Hofs uitspraak en de stukken van het geding blijkt dat het in deze zaak gaat om de levering van bewijs betreffende de rechtmatigheid van twee naheffingsaanslagen. Aangezien de levering van bewijs zich in dit geval niet uitstrekt tot enige boete, is de rechtsregel die door het EHRM is gegeven in het Salduz-arrest hier niet van toepassing. Reeds daarom faalt het middel.