Home

Hoge Raad, 25-10-2013, ECLI:NL:HR:2013:970, 12/02584

Hoge Raad, 25-10-2013, ECLI:NL:HR:2013:970, 12/02584

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 oktober 2013
Datum publicatie
25 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:970
Formele relaties
Zaaknummer
12/02584

Inhoudsindicatie

Verdrag met Zwitserland van 1951. Hypothecair gefinancierde tweede woning in Zwitserland. Voorkoming dubbele belasting in beginsel volgens "netto-methode".

Art. 2.17 Wet IB 2001. Belanghebbende heeft recht op voorkoming dubbele belasting omdat financieringsschuld is toegedeeld aan echtgenoot.

Uitspraak

25 oktober 2013

nr. 12/02584

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 april 2012, nr. 11/00124, betreffende een aan [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1 Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd.

De Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 10/539) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2 Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Zij heeft tevens voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De Staatssecretaris heeft het incidentele beroep beantwoord.

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 26 maart 2013 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep van de Staatssecretaris.

De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3 Uitgangspunten in cassatie

3.1.

Belanghebbende beschikte zowel op 1 januari 2006 als op 31 december 2006 over een in Zwitserland gelegen tweede woning (hierna: de woning). De gemiddelde rendementsgrondslag van belanghebbende in 2006 werd voor een bedrag van € 775.000 gevormd door de waarde van de woning. Dit bedrag is door belanghebbende en haar partner op de voet van artikel 2.17 van de Wet IB 2001 aan belanghebbende toegerekend. De financieringsschuld ter zake van de woning bedraagt gemiddeld € 262.732. Deze schuld (hierna: de financieringsschuld) is geheel aan de partner van belanghebbende toegerekend.

3.2.

Voor het Hof was in geschil tot welk bedrag belanghebbende recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting in verband met de woning.

3.3.

Het Hof heeft geoordeeld dat de verdeling van heffingsbevoegdheden op grond van het Belastingverdrag Nederland-Zwitserland van 12 november 1951, Trb. 1951, 148, zoals gewijzigd bij de overeenkomst van 22 juni 1966, Trb. 196/177 (hierna: het Verdrag), niet eraan afdoet dat naar Nederlands recht tot belanghebbendes belastbare inkomen in box 3 niet de financieringsschuld behoort. Voor de opvatting dat niettemin bij belanghebbende voor de bepaling van de voorkomingsbreuk rekening moet worden gehouden met de op forfaitaire wijze bepaalde rente op de financieringsschuld, biedt het Verdrag naar het oordeel van het Hof geen aanknopingspunten. Het Hof heeft daartoe overwogen dat het Verdrag geen expliciete regelingen bevat die tot die opvatting zouden nopen, geen verwijzingen kent naar de Nederlandse eenzijdige regeling ter voorkoming van dubbele belasting, en ook niet is geënt op het OESO-modelverdrag. Het middel in het principale beroep richt zich tegen deze oordelen.

4 Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel

5 Het voorwaardelijke incidentele beroep

6 Proceskosten

7 Beslissing