Hoge Raad, 12-03-2013, BY4859, 11/03960
Hoge Raad, 12-03-2013, BY4859, 11/03960
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 maart 2013
- Datum publicatie
- 12 maart 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2013:BY4859
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY4859
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2010:BO7698, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 11/03960
Inhoudsindicatie
OM-cassatie tegen vrijspraak Jomanda in de zaak Millecam. Het Hof heeft vastgesteld dat verdachte als “genezend medium” m.b.t. Millecam handelingen heeft verricht op het gebied van de gezondheidszorg/geneeskunst en in een geneeskundige behandelingsrelatie heeft gestaan tot Millecam, maar dat verdachte geen beroep uitoefende waarvoor inschrijving in een krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) ingesteld register is vereist. Het Hof heeft tot uitgangspunt genomen dat de tenlastegelegde gedragingen moeten worden aangemerkt als handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg a.b.i. art. 1.1 Wet BIG, waarbij verdachte zich, nu zij niet als BIG-registreerde behandelaar optrad, diende te onthouden van gedragingen waardoor buiten noodzaak schade aan de gezondheid werd toegebracht of aanmerkelijke kans daarop ontstond. Voorts geldt volgens het Hof de regeling in boek 7, vijfde afdeling, BW met o.m. (art. 7:435 BW) de verplichting van de hulpverlener te handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Die standpunten zijn in cassatie niet bestreden.
Het Hof heeft niet aannemelijk bevonden dat aard of inhoud van de adviezen en bijstand door verdachte, of de wijze waarop zij die verleende, reeds op zichzelf beschouwd tot benadeling van de gezondheid van Millecam konden leiden en/of de door artsen geboden zorg illusoir zouden maken. Dit oordeel moet aldus worden begrepen dat die adviezen en bijstand niet ertoe strekten Millecam ervan te weerhouden artsen te blijven bezoeken en haar daarvan ook niet hebben weerhouden, en om die reden niet gezegd kan worden dat die adviezen en bijstand zonder noodzaak schade aan de gezondheid van Millecam hebben veroorzaakt en evenmin dat verdachte aldus heeft gehandeld in strijd met art. 7:453 BW. In dit oordeel ligt immers besloten (i) dat de omstandigheid dat verdachte haar adviezen en bijstand vergezeld heeft doen gaan van het advies (ook) een arts te bezoeken, waardoor niet snel sprake is van een grove schending van de op verdachte rustende zorgplicht, als belangrijke indicatie kan worden aangemerkt dat verdachte de aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid niet heeft aanvaard, en (ii) verdachte het gevaar dat Millecam het in de t.l.l. omschreven letsel zou oplopen niet zodanig heeft verhoogd dat dat gevolg aan het handelen van verdachte kan worden toegerekend. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk. De HR verwerpt het beroep.
Uitspraak
12 maart 2013
Strafkamer
nr. S 11/03960
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 december 2010, nummer 23/003450-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De raadsman van de verdachte, mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de door het Hof gegeven vrijspraak van het aan de verdachte onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
2.2.1. Aan de verdachte is onder 1 subsidiair tenlastegelegd dat:
"zij in of omstreeks de periode van 11 mei 2000 tot en met 20 augustus 2001 te Amsterdam en/of te Millingen aan de Rijn en/of te Hilversum en/of te Zutphen en/of te Bergen op Zoom en/of op een of meer andere plaatsen in Nederland, althans in Nederland, en/of te Gent (België) en/of Yverdon-les-Bains (Zwitserland), (als genezend medium en/of zorgverlener (beroepshalve of bedrijfsmatig handelend) opzettelijk de gezondheid van S.M. Millecam van wie verdachte wist dat zij (binnen de reguliere gezondheidszorg) gediagnosticeerd was met borstkanker heeft benadeeld door (wetende dat zij een grote invloed op Millecam had) met dat opzet:
- Millecam (meermalen) mee te delen dat geen sprake was van een kwaadaardig gezwel/kanker en/of dat zij, verdachte, geen kanker ziet en/of
- tijdens 'healings' Millecam (steeds) in te delen bij een groep patiënten die lijdende was aan een bacteriële infectie, althans Millecam (steeds) niet in te delen bij de groep kankerpatiënten en/of met Millecam te bellen dat Millecam was ingedeeld bij een groep met als gemeenschappelijke noemer een bacteriële infectie en/of
- (meermalen) mee te delen en/of niet te weerspreken dat zij leed aan een bacteriële infectie waardoor verdachte wist, althans had moeten weten, dat Millecam ervan overtuigd raakte dat zij niet lijdende was aan kanker en/of (verder) werd gesterkt in haar opvatting dat zij niet lijdende was aan kanker en/of
- op Millecam 'healings' toe te passen zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of haar mede te delen dat de effectiviteit en/of de diagnosticerende en/of genezende werking van deze 'healings' niet deugdelijk was aangetoond ten aanzien van de kwaal waaraan die Millecam leed en/of
- aan Millecam te adviseren (alternatieve) medicijnen en/of middelen in te nemen en/of te gebruiken zonder aan Millecam duidelijk te maken wat de mogelijkheden en/of effectiviteit en/of risico's van het gebruik van deze medicijnen en/of middelen was/waren voor de gezondheid van Millecam en/of
- Millecam (meermalen) te ontraden en/of niet aan te raden zich te laten opereren en/of Millecam (meermalen) te bewegen zich niet te laten opereren en/of aan Millecam mee te delen de boodschap: 'niet snijden' en/of
- Millecam te ontraden en/of niet aan te raden zich onder behandeling te stellen van en/of haar niet (actief en/of gericht en/of tijdig) (door) te verwijzen naar haar huisarts en/of een borstkankercentrum (mammapolikliniek) en/of een (kanker)chirurg en/of (kanker)specialist, althans haar te ontraden en/of niet aan de raden zich in het reguliere (niet-alternatief) medische circuit te laten behandelen, waardoor Millecam de benodigde (reguliere) medische zorg is onthouden en/of valse hoop is gegeven en/of onvolledig is geïnformeerd, mede tengevolge waarvan Millecam zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht, te weten een (verdere) doorgroei en/of (verdere) uitzaai van een of meerdere kankergezwel(len) en/of een verergering van haar ziektebeeld en/of een aanzienlijke afname van de genezingskans en/of levensverwachting en/of een (ernstige) toename van de pijnklachten in samenhang met zwaar letsel, zoals ernstig oedeem en/of dyspnoe die het gevolg waren van het uitblijven van deugdelijke palliatieve zorg en/of mede tengevolge waarvan Millecam is overleden."
2.2.2. Het Hof heeft de verdachte daarvan vrijgesproken en heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
"1. Feiten waarvan het hof uitgaat
1.1 Op 22 september 1999 heeft Millecam haar huisarts bezocht in verband met een knobbeltje in haar borst. Deze huisarts, [betrokkene 1], heeft door palpatie in de rechterborst een knobbeltje vastgesteld van 1 à 1,5 centimeter. Millecam is direct doorverwezen naar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. In dat ziekenhuis is, nog diezelfde dag, een mammografie en een echografie verricht. Daarbij is een tumor van ongeveer 1 centimeter vastgesteld, de aard van de tumor stond daarbij nog niet vast. Huisarts [betrokkene 1] heeft vervolgens ten behoeve van Millecam een afspraak met een chirurg van het VU ziekenhuis gemaakt, maximaal een week na 22 september 1999. Op deze afspraak is Millecam niet verschenen.
1.2 Tussen 22 september en 20 oktober 1999 heeft Millecam een bezoek gebracht aan de - alternatief werkende - arts [medeverdachte 1] die bij haar elektro-acupunctuur heeft toegepast.
1.3 In maart 2000 heeft Millecam in verband met een andere aandoening haar huisarts [betrokkene 1] bezocht. Deze heeft eerst toen bemerkt dat zij niet op de afspraak bij het VU-ziekenhuis was verschenen.
1.4 Op 11 mei 2000 heeft [betrokkene 2], plastisch chirurg van het Kennemergasthuis te Haarlem, bij Millecam een knobbeltje vastgesteld van ongeveer 3 à 4 cm. Chirurg [betrokkene 3] heeft op diezelfde datum een punctie verricht, waarin adenocarcinoomcellen werden aangetroffen. Daarmee stond de diagnose kanker vast. Als behandeling is een gecombineerde operatie voorgesteld. De operatie kon binnen een week plaatsvinden. Millecam heeft om bedenktijd verzocht en zij wilde elders een second opinion vragen.
1.5 Millecam heeft in juni 2000 twee maal een second opinion gevraagd. Zij heeft zich gewend tot het VU Medisch Centrum alwaar zij is onderzocht door prof.dr. [betrokkene 4], oncologischchirurg en internist-oncologe [betrokkene 5]. Vervolgens heeft zij een second opinion gevraagd aan [betrokkene 6], oncologisch chirurg in het Antonie van Leeuwenhoek ziekenhuis. De diagnose was steeds dat sprake was van borstkanker. De behandelmogelijkheden zijn besproken.
1.6 Op 19 juni 2000 had Millecam tevens een nieuwe afspraak met [betrokkene 5]. Millecam heeft deze afspraak afgezegd en daarbij verteld dat zij de voorkeur gaf aan een alternatieve behandeling in Zwitserland:
Cell Specific Cancer Therapy (CSCT) of Zoetron therapie.
1.7 Op 19 juni 2000 heeft Millecam voor het eerst de praktijk van [betrokkene 7], internist te Hilversum, tevens alternatief werkend arts, bezocht. Zij is met [betrokkene 7] in contact gekomen via de verdachte. Tevens is zij via de verdachte in contact gekomen met paragnost [betrokkene 8], die werkzaam was in de praktijk van [betrokkene 7].
1.8 In juli 2000 heeft Millecam een magneetveldtherapie van vijf weken ondergaan in de CSCT-kliniek in Yverdon-Les-Bains in Zwitserland. Zij is aldaar tweemaal bezocht door de arts [medeverdachte 1] en de verdachte heeft haar gedurende een week vergezeld. Na terugkeer uit Zwitserland is Millecam onder behandeling geweest bij [betrokkene 7]. Zij heeft ook haar contacten met de verdachte en [betrokkene 8] voortgezet.
1.9 Bij brief van augustus 2000 heeft Millecam [betrokkene 6] onder meer het volgende geschreven:
"(...) ik ben inderdaad naar Zwitserland gegaan (...). Vanaf het begin heb ik mijn twijfels over de chemokuur zowel met mijn huisarts, [betrokkene 5] als met u besproken. (...) Ik heb de allermoeilijkste momenten van mijn leven achter de rug en ik hoef u natuurlijk niet te vertellen dat zo'n beslissing niet over een nacht ijs is gegaan. (...) Ik ben me bewust van het feit dat ik een keuze heb gemaakt die niet de uwe zou zijn geweest".
1.10 In september 2000 is Millecam een zouttherapie bij [betrokkene 9] te Hilversum gestart. Zij is daar ongeveer zes weken onder behandeling geweest.
1.11 Millecam is in oktober 2000 onder behandeling gekomen bij eerder genoemde [betrokkene 7]. Bij deze behandeling zijn ook paragnost [betrokkene 8] en de verdachte betrokken. [Betrokkene 7] heeft een ontmoeting gearrangeerd tussen Millecam met prof.dr. [betrokkene 10] (oncologisch chirurg). Op 3 oktober 2000 heeft Millecam een ontmoeting met [betrokkene 10] gehad. Er is naar aanleiding van dit gesprek een afspraak gemaakt voor 5 oktober 2000 met oncologisch chirurg [betrokkene 11] in het Anthonie van Leeuwenhoek ziekenhuis. Millecam is op die afspraak niet verschenen.
1.12 [Betrokkene 12], helderziende, is betrokken geraakt bij de behandeling van Millecam en zij heeft haar telefonisch gesproken vanaf oktober 2000.
1.13 Op 15 oktober 2000 heeft een consult plaatsgevonden bij [betrokkene 7] thuis, met [betrokkene 8], [betrokkene 9], de verdachte en Millecam en haar partner, [betrokkene 13].
1.14 Eind november heeft Millecam het contact met [betrokkene 9] verbroken.
1.15 Op 5 december 2000 heeft Millecam plastisch chirurg [betrokkene 14], op aanraden van [betrokkene 7], geconsulteerd. Het is haar opgevallen dat Millecam sterk vermagerd is en er cachectisch uitzag. [Betrokkene 14] schrok bij de aanblik van haar borst: het was duidelijk dat het om een indrukwekkende tumor ging met een omvang van 15 bij 10 cm. [Betrokkene 14] heeft een afspraak in het Sophia Ziekenhuis in Zwolle gemaakt voor het ondergaan van een punctie maar Millecam is op die afspraak niet verschenen.
1.16 De behandeling bij [betrokkene 7] in Hilversum is gestopt en vanaf 12 december 2000 heeft [medeverdachte 2], alternatief werkend arts in Haarzuilens, Millecam verder behandeld. Dit was op advies van [betrokkene 12].
1.17 Op 12 maart 2001 heeft Millecam's huisarts [betrokkene 1] haar thuis bezocht. Het is het laatste contact dat zij hebben. [Betrokkene 1] stelt vast dat de mate van de zwelling, de grootheid van de tumor en de afwezigheid van een abces een infectie uitsluiten. [Betrokkene 1] heeft haar een operatie geadviseerd waarbij de borst verwijderd wordt, die levensverlengend zou zijn geweest en heeft daarbij uitdrukkelijk gezegd: "Als je dit niet laat opereren, dan ga je hier aan dood".
1.18 Namens Millecam zijn (onder andere door [betrokkene 12]) healings bij Jomanda bezocht. Vanwege hevige pijn gebruikte zij 12 tabletten paracetamol per dag.
1.19 Op 14 mei 2001 is de behandeling bij [medeverdachte 2] beëindigd. Millecam is naar de alternatief werkend arts [medeverdachte 1] in Millingen aan de Rijn gegaan en zij is bij hem en zijn gezin in huis getrokken. [Medeverdachte 1] heeft Millecam met een magneetveld-apparaat behandeld.
1.20 Op 14 augustus 2001 heeft [medeverdachte 1] de hulp ingeroepen van huisarts [betrokkene 15] uit Millingen aan de Rijn. [Betrokkene 15] heeft een massale tumormassa aan de rechter borst gezien en een vergevorderde borstkanker herkend. [Betrokkene 15] heeft antibiotica en een vochtafdrijvend middel voorgeschreven. Hij heeft ervoor gezorgd dat Millecam in het ziekenhuis werd opgenomen.
1.21 Op 17 augustus 2001 is Millecam opgenomen in het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen. [Betrokkene 16], oncoloog, treft een patiënte aan die stervende is. Hij constateert een ver voortgeschreden mastitis carcinomatosa van de rechter borst. Uitwendig was een grote tumormassa reikend tot aan de schouder, inwendig werd nagenoeg de gehele rechter thoraxhelft ingenomen door tumormassa. Voorts waren er forse uitzaaiingen in de oksel. De armen en benen vertoonden oedeem. Millecam verkeerde in een slechte conditie. Zij heeft zuurstof en bloed toegediend gekregen. De behandeling is erop gericht het haar zo comfortabel mogelijk te maken.
1.22 In de nacht van 19 op 20 augustus 2001 is Sylvia Millecam overleden.
2. Overwegingen met betrekking tot het bewijs
2.1. Ten aanzien van feit 1
(...)
2.1.7 Het hof is van oordeel dat (...) in feitelijke zin voor bewezenverklaring in aanmerking komt dat zij
- Millecam heeft meegedeeld dat zij geen kanker ziet;
- tijdens "healings" Millecam heeft ingedeeld bij een groep personen met als gemeenschappelijke noemer een bacteriële infectie en met Millecam te bellen dat Millecam was ingedeeld bij een groep met als gemeenschappelijke noemer een bacteriële infectie;
- niet heeft weersproken dat zij leed aan een bacteriële infectie waardoor verdachte wist, althans had moeten weten, dat Millecam werd gesterkt in haar opvatting dat zij niet lijdende was aan kanker;
- op Millecam "healings" heeft toegepast zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of haar mede te delen dat de effectiviteit en/of de diagnosticerende en/of genezende werking van deze "healings" niet deugdelijk was aangetoond ten aanzien van de kwaal waaraan die Millecam leed en/of
- aan Millecam heeft meegedeeld de boodschap: "niet snijden".
(...)
2.3. Ten aanzien van feit 1 subsidiair (de opzettelijke benadeling van de gezondheid van Millecam)
2.3.1 Vervolgens zal het hof dienen te beoordelen of de verdachte door te handelen en/of na te laten zoals hiervoor weergegeven, opzettelijk de gezondheid van Millecam heeft benadeeld. In dit kader is in de eerste plaats van belang of de verdachte de voor haar geldende zorgplicht heeft geschonden.
2.3.2 De verdachte heeft in de uitoefening van haar beroep als genezend medium met betrekking tot Millecam handelingen verricht op het gebied van de gezondheidszorg. Dit betekent voor de beoordeling van de aan de verdachte verweten gedragingen dat de strafrechtelijke normering en duiding daarvan mede wordt ingevuld door hetgeen buiten het Wetboek van Strafrecht is geregeld.
2.3.3 Hierbij is de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) van belang. In het verleden bestond een integraal verbod op uitoefening van de geneeskunst door personen die daartoe niet uitdrukkelijk bevoegd waren verklaard (kort gezegd: niet-artsen). Hier stond tegenover dat in de maatschappij steeds meer behoefte ontstond aan het aanbieden en volgen van ook andere, niet-regulier medische behandelingen. De wetgever is aan deze behoefte tegemoet gekomen door met invoering van de Wet BIG vanaf 1995 het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg vrij te geven. Hierop bestaan enkele uitzonderingen: sommige handelingen, zoals het geven van injecties en het verrichten van operaties, zijn nog steeds voorbehouden aan bepaalde beroepsgroepen. Uitgangspunt van de Wet BIG is dat aan de patiënt de vrijheid toekomt in de keuze tot welke zorgverlener hij zich in verband met zijn gezondheid wil wenden; dat kan een arts zijn die zich ook op het niet-reguliere medische vlak beweegt, maar ook bijvoorbeeld een alternatief genezer, die niet als arts of anderszins is opgeleid.
2.3.4 Het hof heeft deze, in de wet verankerde, vergaande keuzevrijheid van de patiënt eerder in het kader van de aan de strafzaak voorafgegane beklagprocedure gegeven beschikking geformuleerd als volgt:
De Wet BIG geeft eenieder de vrijheid om ten behoeve van de bestrijding van zijn of haar medische klachten raad en bijstand te zoeken bij degene van wie hij of zij adequate gezondheidszorg verwacht, ongeacht of die zorg gestoeld is op 'evidence based medicine' ("reguliere" medische wetenschap), dan wel op alternatieve methoden van tot genezing, verlichting of begeleiding strekkend handelen. Binnen de door de wet getrokken grenzen mag aan de hulpzoekende voor zover verantwoord door eenieder alternatieve zorg worden geboden ter bestrijding of verlichting van de kwaal waarvoor een hulpvraag is geformuleerd.
2.3.5 In artikel 1, lid 1, Wet BIG is bepaald, dat onder handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg worden verstaan de handelingen op het gebied van de geneeskunst en alle andere verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen -, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende diens gezondheid te bevorderen of te bewaken.
In artikel 1, lid 2, van de Wet BIG is bepaald, dat onder handelingen op het gebied van de geneeskunst wordt verstaan (voor zover in deze zaak van belang) alle verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen -, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen.
2.3.6 Dat het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg door de wetgever is vrijgegeven, betekent echter niet dat het verrichten van deze handelingen voor degene die deze verricht, de zorgverlener, ook vrijblijvend is. Het hof zal hierna in dit arrest aan dit aspect nadere overwegingen wijden.
2.3.7 In artikel 3 Wet BIG is bepaald, dat personen met bepaalde beroepen in de gezondheidszorg - waaronder het beroep van arts - in een register kunnen worden ingeschreven. Op hen is artikel 40 Wet BIG van toepassing waarin is bepaald - kort gezegd - dat zij hun beroepsuitoefening zo dienen te organiseren dat een en ander leidt of redelijkerwijze moet leiden tot verantwoorde zorg.
De verdachte was evenwel geen arts en mitsdien niet ingeschreven in het BIG-register. Dit betekent dat haar handelen niet valt onder het bereik van de laatstbedoelde bepaling en evenmin is haar handelen onderworpen aan het medisch tuchtrecht.
2.3.8 Wel is artikel 96 van deze wet voor de normering van door de verdachte als alternatief genezer gegeven raad en verleende bijstand van betekenis. Ingevolge deze bepaling handelt zij strafwaardig in het geval waarin zij bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt. Indien komt vast te staan dat zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij schade zou veroorzaken, begaat zij ingevolge het tweede lid van deze bepaling een misdrijf.
2.3.9 Voorts is de inhoud van de regeling in boek 7, vijfde afdeling, van het Burgerlijk Wetboek (BW), de Overeenkomst inzake geneeskundige behandeling (WGBO) met het oog op het strafrechtelijk onderzoek naar de normering van betekenis.
Deze regeling stelt - kort gezegd - dwingende (minimum) eisen aan de inhoud die door de hulpverlener en de patiënt aan de behandelingsrelatie wordt gegeven.
De bepalingen van deze regeling zijn niet alleen van toepassing op artsen maar op eenieder die geneeskundige handelingen verricht in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf en zien op handelingen op het gebied van de geneeskunst, rechtstreeks betrekking hebbend op de persoon van de opdrachtgever (de patiënt).
2.3.10 Handelingen op het gebied van de geneeskunst zijn onder meer (art. 7:446 BW): verrichtingen, het onderzoeken en geven van raad daaronder begrepen, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen.
2.3.11 Het hof ontleent aan een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel dat de verdachte directeur en enig aandeelhouder is van de onderneming [A] B.V. Deze vennootschap drijft sinds de maand april van 1996 een onderneming, waarvan de omschrijving luidt: "het organiseren van healings; het verzorgen en begeleiden van presentaties, het geven van lezingen mede ten behoeve van de media; het ontwikkelen, produceren en verkopen van aan de healing gerelateerde produkten; het ondersteunen, verrichten en doen uitvoeren van onderzoek naar de resultaten van healings; het opzetten, initiëren, organiseren en participeren in projecten ten behoeve van de medemens".
2.3.12 De verdachte heeft in de ten laste gelegde periode regelmatig bijeenkomsten belegd in Tiel, waar men tegen betaling van een toegangsprijs zogeheten - door de verdachte geleide - healings kon bijwonen. Ook Millecam en personen namens haar zijn daarbij aanwezig geweest. Er is derhalve sprake van beroeps- of bedrijfsmatig handelen van de verdachte.
Millecam heeft de verdachte in het voorjaar van 2000 gevraagd naar de borst te kijken, hetgeen de verdachte heeft gedaan en waarbij haar hand naar de borst werd geleid. De verdachte heeft getracht via de telefoon en door handoplegging de pijn te bestrijden, Millecam adviezen gegeven (onder meer "niet snijden"), mededelingen gedaan over wat zij zag als oorzaak van de ziekte waaraan Millecam leed en zij is betrokken - en deels ook aanwezig - geweest bij de behandeling door de (alternatief werkende) arts [betrokkene 7]. Zij heeft gedurende een consult van [betrokkene 7] opmerkingen gemaakt over de voor te schrijven medicijnen/middelen. Het hof waardeert dit als onderzoek, het geven van raad en verrichtingen, ertoe strekkende haar van een ziekte te genezen of haar gezondheidstoestand te beoordelen. Daarmee is sprake van handelingen op het gebied van de geneeskunst.
De verdachte heeft gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, in een geneeskundige behandelingsrelatie gestaan tot Millecam. Aan het voorgaande doet niet af dat uit het dossier blijkt dat er (ook) sprake is geweest van vriendschappelijk contact tussen de verdachte en Millecam. De raadsman heeft betwist dat de relatie meer zou behelzen dan vriendschap en daarbij onder meer gewezen op het gegeven dat de verdachte nooit rekeningen aan Sylvia Millecam heeft gestuurd. Gelet op de handelingen van de verdachte zoals hiervoor beschreven, die bovendien geheel binnen de gebruikelijke praktijkvoering van de verdachte pasten, kenmerkt het hof de relatie echter als een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Deze overeenkomst heeft wellicht bestaan tussen partijen die ook een vriendschappelijke relatie hebben onderhouden, dat brengt evenwel geen verandering in de kwalificatie van de overeenkomst tussen hen beiden en aan de eisen die daardoor aan de verdachte kunnen worden gesteld.
2.3.13 In artikel 7:453 BW is bepaald dat de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen en moet handelen volgens de professionele standaard. De professionele standaard omvat de medisch-professionele standaard
- betreffende het medisch handelen volgens de inzichten van de medische wetenschap en ervaring - en andere aspecten zoals het voldoen aan de rechten van de patiënt en aan andere maatschappelijke normen en wettelijke regelingen.
2.3.14 In de WGBO is voorts een aantal rechten van de patiënt opgenomen. Voor de onderhavige strafzaak is het in artikel 7:448 BW geregelde recht van de patiënt op door de hulpverlener te verstrekken informatie in het bijzonder van betekenis.
In deze bepaling is het beginsel van de zogenoemde "geïnformeerde toestemming" (ook wel "informed consent" genoemd) nader uitgewerkt. De hulpverlener is verplicht de patiënt duidelijk te informeren over het ziektebeeld, de mogelijkheden voor en de risico's van de behandeling als ook de mogelijke andere behandelingen. Op grond van deze wettelijke regeling kan een geneeskundige behandeling slechts plaatsvinden na toestemming van de patiënt.
2.3.15 Wanneer de gedragingen van de verdachte worden getoetst aan de in deze twee laatstbedoelde bepalingen vervatte normering - handelen overeenkomstig de professionele standaard, en het recht op informatieverstrekking door de hulpverlener - is het resultaat daarvan, gelet op de vorm en inhoud van de door de verdachte geboden hulpverlening - het ontvangen en uitspreken van boodschappen uit "de andere wereld" dankzij de door de verdachte geformuleerde gave van het heldervoelend kunnen zien, weten en horen- evenwel nagenoeg zonder betekenis.
2.3.16 De inhoud van het zorgverlenerschap van de verdachte als genezend medium heeft bestaan in het ten overstaan van Millecam uitspreken van naar haar zeggen uit "de andere wereld" ontvangen boodschappen, hetgeen zij heeft kunnen doen dankzij de door de verdachte aan zichzelf toegeschreven gaven van het heldervoelend kunnen zien, weten en horen. Deze volgens de verdachte ontvangen en door haar geformuleerde boodschappen - die (ook) zijn gegoten in het vat van het advies - hebben onmiskenbaar (ook) betrekking gehad op de ernstige ziekte waaraan Millecam leed, als ook op de behandeling daarvan. Derhalve heeft de verdachte zich als leek ook begeven op het terrein waar bij uitstek de reguliere arts deskundig is.
2.3.17 Ook dergelijk zorgverlenerschap is door de Wet BIG aanvaard, met dien verstande dat de uitoefening daarvan in het geval van (een aanmerkelijke kans op) het toebrengen van schade aan de gezondheid van een ander wordt begrensd door de wet, te weten door artikel 96 van de Wet BIG en overigens door in het Wetboek van Strafrecht opgenomen bepalingen die zien op verwijtbaar (culpoos of doleus) veroorzaken van lichamelijk letsel en de dood van een ander.
2.4. De toetsing
2.4.1 Het strafrechtelijke verwijt dat volgens de mening van de advocaat-generaal aan de verdachte moet worden gemaakt houdt in dat zij door haar gedragingen opzettelijk de gezondheid van Millecam heeft benadeeld.
2.4.2. Het hof heeft eerder in dit arrest overwogen dat de Wet BIG in beginsel niet aan de toelaatbaarheid van de door de verdachte als genezend medium aan Millecam gegeven raad en verleende bijstand in de weg staat. De keuzevrijheid van Millecam als patiënte, zoals die in het systeem van die wet besloten ligt, betekent echter niet dat het een en ander door de verdachte vrijblijvend kon worden verricht.
2.4.3 Op de schouders van de verdachte als zorgverlener heeft een zorgplicht gerust. Waar het gaat om de inhoud en de omvang daarvan stelt het hof voorop, dat deze niet identiek is aan de zorgplicht zoals die heeft bestaan voor de artsen die door het hof gelijktijdig met de verdachte zijn berecht. Zoals hiervoor door het hof is vastgesteld geldt de in artikel 40 van de Wet BIG verankerde kwaliteitsnorm niet voor de verdachte, die immers geen arts is. Nu ook overigens geen bijzondere professionele standaard geldt voor hen, die als genezend medium hun gaven aan de medemens dienstbaar maken, heeft voor de verdachte in elk geval als (onder)grens te gelden dat door haar niet verwijtbaar schade wordt toegebracht aan de gezondheid van de ander.
2.4.4 Het hof onderstreept in dit verband dat de door de verdachte aan zichzelf toegedichte expertise - genezend medium - in het geheel niet is gegrond op enige gebleken medische kennis van zaken. Dit betekent dat zij zich door de vorm en inhoud van de door haar aan Millecam gegeven raad en verleende bijstand als (volkomen) leek heeft begeven op het terrein van de individuele gezondheidszorg. Dit maakt haar handelen risicovol, omdat - gelet in het bijzonder op de levensbedreigende en progressieve aard van de ziekte waarvan zij wist dat die bij Millecam door reguliere artsen was vastgesteld - de kans op ontstaan van schade door een onjuiste behandeling of het uitblijven van een behandeling aanzienlijk was. Risicovol voor het ontstaan van nadeel voor de gezondheid van Millecam, omdat Millecam ervoor heeft gekozen zich met het oog op haar ziekte en gezondheid (ook) te verlaten op de raad en bijstand van de verdachte, een volkomen leek. Risicovol voor de verdachte, omdat de kans zeer aanzienlijk is dat zij door haar raad en bijstand, aan Millecam gegeven en verleend op een terrein waar zij in het geheel niet beschikt over de nodige kennis van zaken, de gezondheid van Millecam benadeelt en daarvoor aansprakelijk kan worden gehouden.
2.4.5 Het hof overweegt echter voorts, dat door de verdediging is gesteld dat de verdachte Millecam nimmer van artsen heeft afgehouden en dat de verdachte haar juist naar artsen heeft (door)gestuurd. Het hof stelt vast, dat door getuigen is verklaard dat de verdachte zich altijd op het standpunt stelt dat de reguliere arts niet moet worden uitgesloten en dat, indien de klachten verergeren, een arts moet worden geraadpleegd. Dit standpunt vindt verankering in de achterzijde van - naar het hof begrijpt: door de verdachte "ingestraalde" - kaartjes die door haar plegen te worden verstrekt. Daarop is te lezen dat bij verergering van klachten een arts moet worden geraadpleegd. Niet kan worden uitgesloten dat Millecam deze te lezen heeft gekregen.
2.4.6 Vastgesteld kan worden dat Millecam in de periode waarin zij adviezen en bijstand van de verdachte ontving, voortdurend onder behandeling van artsen is geweest en dat haar bezoeken aan de artsen [betrokkene 7] en [betrokkene 17] op instigatie van de verdachte hebben plaatsgevonden.
2.4.7 Gelet op de inhoud en strekking van de Wet BIG heeft het volgende te gelden. In het geval waarin de door een op medisch gebied niet - deskundige zorgverlener - zoals de verdachte - gegeven adviezen en bijstand zodanig zijn dat deze op zichzelf beschouwd een (gevaar voor) schade aan de gezondheid van een ander opleveren, doch deze zorgverlener die bijstand en adviezen vergezeld heeft doen gaan van het advies (ook) een arts te bezoeken, zal - in het geval dat de patiënt dat advies metterdaad heeft opgevolgd - van een zodanig grove schending van de hiervoor bedoelde zorgplicht, dat daardoor die zorgverlener niet slechts een schuldverwijt treft, doch het verwijt opzettelijk de gezondheid te hebben benadeeld, slechts in een uitzonderlijk geval sprake zijn.
Een arts (waarnaar de niet-deskundige zorgverlener heeft doorverwezen) zal immers in het algemeen, als bij uitstek medisch deskundig zorgverlener, geacht kunnen worden de patiënt voor de mogelijke schadelijke gevolgen van die adviezen en bijstand te behoeden. Dit zou mogelijk anders zijn indien de aard en inhoud van die adviezen en bijstand, dan wel de wijze waarop die door de (op medisch gebied niet deskundige) zorgverlener zijn gegeven, zodanig waren dat deze bij opvolging daarvan reeds op zichzelf genomen de gezondheid schaden, dan wel door de inhoud van die adviezen van een bezoek aan een arts feitelijk niets meer mocht worden verwacht. Het hof is van oordeel dat, ook al zou het zo zijn dat moet worden aangenomen dat de verdachte een grote invloed op Millecam heeft gehad, een uitzonderlijk geval als hiervoor bedoeld zich in casu niet heeft voorgedaan.
2.4.8 Het voorgaande brengt het hof tot het oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte met haar handelen en nalaten opzettelijk de gezondheid van Millecam heeft benadeeld, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken, ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde."
2.3. Blijkens zijn hiervoor onder 2.2.2 weergegeven overwegingen heeft het Hof vastgesteld dat de verdachte weliswaar in de uitoefening van haar beroep als "genezend medium" met betrekking tot S. Millecam handelingen heeft verricht op het gebied van de gezondheidszorg/geneeskunst en dat de verdachte in een geneeskundige behandelingsrelatie heeft gestaan tot Millecam, maar dat de verdachte geen beroep uitoefende waarvoor inschrijving in een krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) ingesteld register is vereist.
2.4. In voormelde overwegingen heeft het Hof tot uitgangspunt genomen dat de in de tenlastelegging omschreven gedragingen van de verdachte moeten worden aangemerkt als handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg als bedoeld in art. 1, eerste lid, Wet BIG, waarbij de verdachte zich, nu zij niet als in een bij die wet behorende register ingeschreven behandelaar optrad, diende te onthouden van gedragingen waardoor buiten noodzaak schade aan de gezondheid van Millecam werd toegebracht, dan wel aanmerkelijke kans op zodanige schade ontstond.
Voorts geldt volgens het Hof de inhoud van de regeling in boek 7, vijfde afdeling, van het BW met onder meer (art. 7:453 BW) de voor de hulpverlener geldende verplichting te handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Die uitgangspunten zijn in cassatie niet bestreden.
2.5. Blijkens die overwegingen heeft het Hof niet aannemelijk bevonden dat aard of inhoud van de door de verdachte verstrekte adviezen en bijstand of de wijze waarop die werden verleend, reeds op zichzelf beschouwd tot benadeling van de gezondheid van Millecam konden leiden en/of de door de artsen geboden zorg illusoir zouden maken. Dit oordeel moet aldus worden begrepen dat die adviezen en bijstand niet ertoe strekten Millecam ervan te weerhouden artsen te blijven bezoeken en Millecam daarvan ook niet hebben weerhouden en dat om die reden niet gezegd kan worden dat de door de verdachte verstrekte adviezen en bijstand zonder noodzaak schade aan de gezondheid van Millecam hebben veroorzaakt en evenmin dat de verdachte aldus heeft gehandeld in strijd met art. 7:453 BW. In dit oordeel ligt immers besloten
(i) dat de omstandigheid dat de verdachte het geven van adviezen en bijstand vergezeld heeft doen gaan van het advies (ook) een arts te bezoeken (aan welk advies Millecam ook gevolg heeft gegeven), waardoor - een uitzonderlijk geval daargelaten - niet snel sprake is van een grove schending van de op de verdachte rustende zorgplicht, als een belangrijke indicatie kan worden aangemerkt dat de verdachte de aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid niet heeft aanvaard, en voorts
(ii) dat de verdachte het gevaar dat Millecam het letsel, zoals in de tenlastelegging omschreven, zou oplopen niet in zodanige mate heeft verhoogd dat dat gevolg aan het handelen van de verdachte kan worden toegerekend.
Dit oordeel is niet onbegrijpelijk en kan, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet verder worden onderzocht.
2.6. In zoverre faalt het middel.
2.7. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gelet op art. 81, eerste lid, RO geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma, J. Wortel en N. Jörg in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 12 maart 2013.