Hoge Raad, 25-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:1004, 13/05573
Hoge Raad, 25-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:1004, 13/05573
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 april 2014
- Datum publicatie
- 25 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:1004
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:3468
- Zaaknummer
- 13/05573
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
25 april 2014
Nr. 13/05573
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 17 oktober 2013, nr. 10/00961, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nr. AWB 08/8422) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2003 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft in het principale beroep de zaak doen toelichten door mr. Meijer, advocaat te ’s‑Gravenhage.
2 Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.