Hoge Raad, 13-06-2014, ECLI:NL:HR:2014:1394, 13/03491
Hoge Raad, 13-06-2014, ECLI:NL:HR:2014:1394, 13/03491
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 juni 2014
- Datum publicatie
- 13 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:1394
- Zaaknummer
- 13/03491
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO
Uitspraak
13 juni 2014
nr. 13/03491
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 13 juni 2013, nr. 11/00313, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 10/1821) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.