Hoge Raad, 10-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2941, 13/05869
Hoge Raad, 10-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2941, 13/05869
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 oktober 2014
- Datum publicatie
- 13 oktober 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:2941
- Zaaknummer
- 13/05869
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Uitspraak
10 oktober 2014
nr. 13/05869
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 17 oktober 2013, nr. 13/00123, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. AWB 12/2626) betreffende de aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.