Home

Hoge Raad, 07-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:447, 13/02216

Hoge Raad, 07-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:447, 13/02216

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 maart 2014
Datum publicatie
7 maart 2014
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:447
Zaaknummer
13/02216

Inhoudsindicatie

Art. 8:38, lid 1, Awb; Terugontvangen aangetekende brief nagelaten bij gewone brief opnieuw te verzenden.

Uitspraak

7 maart 2014

nr. 13/02216

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 maart 2013, nr. 12/00651, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1 Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 11/5221) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3 Beoordeling van de klachten

3.1.

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1.

De griffier van het Hof heeft belanghebbende bij aangetekend verzonden brief van 5 februari 2013 uitgenodigd voor het onderzoek ter zitting op 5 maart 2013. De griffier van het Hof heeft deze brief op 1 maart 2013 terugontvangen met de mededeling dat de brief niet is afgehaald. Uit onderzoek van de griffier is gebleken dat belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens stond ingeschreven op het in de brief vermelde adres.

3.1.2.

Belanghebbende is ter zitting van 5 maart 2013 niet verschenen.

3.1.3.

Het Hof heeft geoordeeld dat het geen aanleiding ziet het vooronderzoek te heropenen aangezien belanghebbende is uitgenodigd op de bij de wet voorgeschreven wijze.

3.2.

Uit de uitspraak van het Hof of de stukken van het geding blijkt niet dat de griffier van het Hof na de terugontvangst van de aangetekende brief en de adresverificatie de uitnodiging voor de zitting bij gewone brief heeft verzonden, zoals artikel 8:38, lid 1, Awb voorschrijft. Derhalve moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Dat brengt mee dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. De daarop gerichte klacht van belanghebbende slaagt derhalve.

3.3.

Gelet op hetgeen in onderdeel 3.2 is overwogen kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. De overige klachten behoeven geen behandeling.

4 Proceskosten

5 Beslissing