Hoge Raad, 04-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:801, 13/05542
Hoge Raad, 04-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:801, 13/05542
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 4 april 2014
- Datum publicatie
- 4 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:801
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2013:7346
- Zaaknummer
- 13/05542
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
4 april 2014
Nr. 13/05542
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 oktober 2013, nr. 13/00071, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 16 december 2013, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 14 januari 2014, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
2 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2014.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 118 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.