Hoge Raad, 11-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:880, 13/01936
Hoge Raad, 11-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:880, 13/01936
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 april 2014
- Datum publicatie
- 11 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:880
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5035
- Zaaknummer
- 13/01936
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
11 april 2014
Nr. 13/01936
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 maart 2013, nrs. 12/00367 tot en met 12/00370, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 10/4272 tot en met 10/4275) betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2004 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.