Hoge Raad, 17-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:1061, 14/05924
Hoge Raad, 17-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:1061, 14/05924
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 april 2015
- Datum publicatie
- 17 april 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:1061
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:3480
- Zaaknummer
- 14/05924
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
17 april 2015
Nr. 14/05924
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 14 oktober 2014, nr. BK‑14/00067, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. AWB 13/5548 AANSPR) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990 voor de door [A] B.V. (voorheen: [B] B.V.) te [Z] verschuldigde omzetbelasting over de tijdvakken 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 en 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.