Home

Hoge Raad, 14-08-2015, ECLI:NL:HR:2015:2169, 14/05962

Hoge Raad, 14-08-2015, ECLI:NL:HR:2015:2169, 14/05962

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 augustus 2015
Datum publicatie
14 augustus 2015
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:2169
Zaaknummer
14/05962

Inhoudsindicatie

Rekeningenproject. Art. 47 AWR. Geïdentificeerde rekeninghouder ontkent. Omkering en verzwaring bewijslast. Art. 8:73 Awb. Immateriële schadevergoeding. Hof heeft HR BNB 2015/43 miskend.

Uitspraak

14 augustus 2015

nr. 14/05962

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de erfgenamen van [X-Y] te [Z] (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 oktober 2014, nrs. BK‑13/01658 tot en met BK‑13/01664, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 13/1376, SGR 13/1384 tot en met SGR 13/1388 en SGR 13/1390) betreffende de aan erflater over de jaren 1992 en 2002 tot en met 2006 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de over het jaar 1993 opgelegde navorderingsaanslag in de vermogensbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Belanghebbenden hebben in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1.1. De bestreden navorderingsaanslagen en beschikkingen inzake heffingsrente houden verband met het zogenoemde Rekeningenproject.

2.1.2. De afdrukken van de microfiches, afkomstig van de Kredietbank Luxembourg (hierna: de KBLux-bank), vermelden onder meer een rekening met nummer [001] ten name van " [X-Y] ", met een saldo op 31 januari 1994 van (in totaal) ƒ 475.216,75. De Inspecteur heeft een proces verbaal van het onderzoek naar de identiteit van de houder van deze bij de KBLux-bank aangehouden rekening in het geding gebracht waarin de rekeninghouder is geïdentificeerd als [X-Y] (hierna: de erflater).

2.1.3. Van 1 september 1972 tot 27 januari 1975, van 2 november 1977 tot 21 april 1989 en van 11 augustus 1997 tot zijn overlijden op 23 maart 2007 was de erflater gehuwd met [X] , een van de belanghebbenden. Zij is de belanghebbende in de zaak met nummer 14/05958, waarin de Hoge Raad heden uitspraak doet.

2.1.4. De Inspecteur heeft de erflater enige malen om inlichtingen verzocht. De erflater heeft nimmer erkend dat hij de houder van de hiervoor onder 2.1.2 vermelde bankrekening is geweest.

2.1.5. In de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van erflater is nooit melding gemaakt van een rekening bij de KBLux-bank of daarover ontvangen rente.

2.1.6. In de onderhavige (navorderings)aanslagen zijn de inkomsten uit de rekening bij de KBLux-bank naar geschatte bedragen tot het belastbare inkomen gerekend.

3 Beoordeling van de in het principale beroep aangevoerde klacht

3.1.

Het Hof heeft geoordeeld dat blijkens het proces‑verbaal van het onderzoek naar de identiteit van de houder van de betreffende bankrekening de erflater is aangewezen als enig mogelijke houder van de rekening. Het Hof heeft de methode van onderzoek betrouwbaar geacht en heeft geoordeeld dat de Inspecteur met het overleggen van het proces‑verbaal voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een juiste identificatie. Daartegen richt zich de klacht in het principale beroep.

3.2.

De klacht komt tevergeefs op tegen ’s Hofs aan het proces‑verbaal verbonden gevolgtrekking dat de erflater op 31 januari 1994 rekeninghouder was bij de KBLux-bank, aangezien die gevolgtrekking voldoende wordt gedragen door het onder 3.1 weergegeven oordeel. Dat oordeel berust op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen. De tegen dat oordeel gerichte klacht faalt derhalve. Ter zake van de aan de erflater - en na zijn overlijden ten name van zijn erfgenamen - opgelegde (navorderings)aanslagen heeft de Inspecteur zich dan ook terecht beroepen op de omkering en verzwaring van de bewijslast omdat de erflater bij leven heeft volhard in zijn weigering met betrekking tot de onderhavige jaren de gevorderde inlichtingen te verstrekken waarover hij als rekeninghouder beschikte of kon beschikken.

4 Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel

5 Proceskosten

6 Beslissing