Hoge Raad, 04-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2461, 14/00382
Hoge Raad, 04-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2461, 14/00382
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 4 september 2015
- Datum publicatie
- 4 september 2015
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:2461
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:503, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2013:5392, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 14/00382
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Terugkomen van (bindende eind)beslissing tot het verlenen akte niet-dienen. Maatstaf, goede procesorde (HR 1 mei 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2640, NJ 1999/563; HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2800, NJ 2008/553).
Uitspraak
4 september 2015
Eerste Kamer
14/00382
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
[verweerster] , voorheen genaamd [A] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster] .
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 296758/HA ZA 07-3208 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 23 januari 2008, 16 april 2008, 26 augustus 2009, 25 augustus 2010 en 24 november 2010;
b. het arrest in de zaak 200.085.001/01 van het gerechtshof Den Haag van 17 september 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. [verweerster] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt:
- in het principale cassatieberoep tot vernietiging van de rolbeslissingen van 19 juni 2012 en 9 oktober 2012 alsmede van het arrest van het gerechtshof Den Haag van 17 september 2013 en tot verwijzing;
- in het incidentele cassatieberoep tot verwerping.
De advocaat van [verweerster] heeft bij brief van 30 april 2015 op die conclusie gereageerd.
3 Uitgangspunten in cassatie
In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.1–1.5. Kort samengevat komen deze op het volgende neer.
(i) [verweerster] heeft per 1 januari 2003 de brasserie ‘ [A]’ verkocht aan [eiseres] .
(ii) De koopprijs bedroeg € 100.000,--, met bepaling dat de koopprijs nader en definitief bepaald zou worden indien [eiseres] de exploitatie van de brasserie na 1 januari 2006 zou voortzetten (door partijen aangeduid als de ‘earn out-regeling’).
(iii) Tussen partijen bestond ook een rekening-courantverhouding.
In deze procedure hebben partijen over en weer vorderingen ingesteld in verband met de afwikkeling van de tussen hen bestaande rechtsverhoudingen.
Voor zover in cassatie van belang, heeft de rechtbank in conventie [eiseres] veroordeeld een bedrag van € 606.000,-- aan [verweerster] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2006, en in reconventie [verweerster] veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van bedragen van € 415.137,44 en € 50.000,--, te vermeerderen met contractuele rente.
[verweerster] heeft bij dagvaarding van 21 februari 2011 hoger beroep ingesteld. De gang van zaken op de rol van het hof is als volgt geweest.
(i) Nadat de zaak een aantal keren was aangehouden voor het nemen van een memorie van grieven, laatstelijk tot 31 juli 2012, is deze op verzoek van [eiseres] vervroegd op de rol van 28 februari 2012 gebracht.
(ii) Op de rol van 28 februari 2012 is [verweerster] door de advocaat van [eiseres] peremptoir gesteld en is akte niet-dienen aangezegd tegen 13 maart 2012.
(iii) Op de rol van 13 maart 2012 is akte van niet-dienen verleend.
(iv) De toenmalige advocaat van [verweerster] heeft bij brief van 25 april 2012 aan het hof verzocht alsnog een memorie van grieven te mogen nemen.
(v) Op de rol van 8 mei 2012 heeft zich een nieuwe advocaat gesteld voor [verweerster] .
(vi) Op de rol van 19 juni 2012 heeft de rolraadsheer beslist dat [verweerster] alsnog een memorie van grieven mocht nemen, en is die memorie ook daadwerkelijk genomen.
(vii) Bij brief van 22 juni 2012 heeft de advocaat van [eiseres] bezwaar gemaakt tegen het alsnog toestaan van de memorie van grieven en het hof verzocht deze rolbeslissing te heroverwegen. De (nieuwe) advocaat van [verweerster] heeft hierop bij brief van 11 juli 2012 gereageerd, en onder meer aangevoerd dat de peremptoirstelling was toegestuurd naar een onjuist kantooradres van de voormalige advocaat van [verweerster] en deze nimmer heeft bereikt.
(viii) Ter rolle van 9 oktober 2012 heeft de rolraadsheer beslist dat geen redelijk belang van [eiseres] was gediend bij de weigering van het verzoek van [verweerster] om alsnog de memorie van grieven te mogen nemen. Deze beslissing is per brief van 15 oktober 2012 aan partijen medegedeeld.
(ix) Op de rol van 6 november 2012 heeft [eiseres] van antwoord gediend en incidenteel beroep ingesteld. [verweerster] heeft op 18 december 2012 een memorie van antwoord in het incidentele beroep genomen.
Het hof heeft, met vernietiging in zoverre van de vonnissen van de rechtbank, in het principale beroep de vordering van [eiseres] tot betaling door [verweerster] van het bedrag van € 50.000,-- (met rente) alsnog afgewezen, en in het incidentele beroep bepaald dat de wettelijke rente over het door [eiseres] aan [verweerster] te betalen bedrag van € 606.000,-- eerst vanaf 16 oktober 2007 verschuldigd is. Voor het overige zijn de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd.