Hoge Raad, 09-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:2988, 14/03968
Hoge Raad, 09-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:2988, 14/03968
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 oktober 2015
- Datum publicatie
- 9 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:2988
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:2190, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 14/03968
Inhoudsindicatie
Artikel 27e AWR. Omkering en verzwaring van de bewijslast. Het niet doen van aangifte leidt tot omkering en verzwaring van de bewijslast.
Uitspraak
9 oktober 2015
nr. 14/03968
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 20 juni 2014, nrs. BK-13/01308 en BK-13/01309, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 13/1266 en SGR 13/1267) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van het middel
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2009 geen aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
De Inspecteur heeft de onderhavige aanslagen opgelegd naar ambtshalve vastgestelde bedragen.
De Rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard omdat belanghebbende, door voor het onderhavige jaar geen aangifte te doen van een zowel absoluut als relatief aanzienlijk bedrag aan winst uit onderneming, niet de vereiste aangifte heeft gedaan.
Voor het Hof was onder meer in geschil het hiervoor in 2.1.3 weergegeven oordeel van de Rechtbank. Het Hof heeft daarover als volgt overwogen:
“Het Hof volgt partijen in hun opvatting dat hier, reeds vanwege het niet nakomen van de administratieve verplichtingen, het leerstuk van de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is. Met de rechtbank is het Hof van oordeel dat belanghebbende met wat zij heeft aangevoerd en aan stukken heeft ingebracht niet het van haar te verlangen bewijs heeft geleverd. Gelet op de met betrekking tot het bedrijf en de administratie voorhanden zijnde gegevens, daaronder in het bijzonder begrepen de bevindingen van het boekenonderzoek, is het Hof van oordeel dat de rechtbank met betrekking tot de aanslagen op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. Dat geldt evenzeer waar het gaat om de boete.”
Het middel richt zich tegen deze oordelen.
De stukken van het geding en de vaststellingen van het Hof laten geen andere conclusie toe dan dat belanghebbende, door de Inspecteur daartoe uitgenodigd bij brief van 27 februari 2010, ook na daaraan te zijn herinnerd en daartoe te zijn aangemaand, voor het onderhavige jaar geen aangifte heeft gedaan voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Reeds deze omstandigheid leidt op grond van artikel 27e, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot omkering en verzwaring van de bewijslast (vgl. HR 2 maart 2007, nr. 42311, ECLI:NL:HR:2007:AZ9676, BNB 2007/191). Het Hof heeft derhalve terecht de omkering en verzwaring toegepast, wat er zij van de daartoe door het Hof gebezigde gronden. Gelet hierop kan het middel niet tot cassatie leiden.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.