Home

Hoge Raad, 06-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3235, 15/02818

Hoge Raad, 06-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3235, 15/02818

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 november 2015
Datum publicatie
6 november 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:3235
Formele relaties
Zaaknummer
15/02818

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o.

Uitspraak

6 november 2015

Nr. 15/02818

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 12 mei 2015, nr. BK‑14/00335, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van het Hof van 19 september 2014 betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de afvalstoffenheffing van de gemeente Den Haag.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 1 augustus 2015 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Het griffierecht is niet voldaan.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 3 september 2015 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Deze brief is eveneens wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Belanghebbende heeft niet gereageerd.

Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2015.