Hoge Raad, 13-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:561, 14/02588
Hoge Raad, 13-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:561, 14/02588
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 maart 2015
- Datum publicatie
- 13 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:561
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2014:2896
- Zaaknummer
- 14/02588
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
13 maart 2015
Nr. 14/02588
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 april 2014, nrs. 12/00691 en 12/00692, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Arnhem (nrs. AWB 11/5000 en 11/5002) betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2007 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de aan belanghebbende voor het jaar 2008 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, alsmede de met deze aanslagen samenhangende beschikkingen heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. A.M.E. Nuyens en mr. A.J.C. Perdaems, advocaten te Breda.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.