Hoge Raad, 24-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:713, 14/00233
Hoge Raad, 24-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:713, 14/00233
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 maart 2015
- Datum publicatie
- 24 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:713
- Formele relaties
- Conclusie:
- Zaaknummer
- 14/00233
Inhoudsindicatie
Jeugdzaak. Medeplegen. In ECLI:NL:HR:2014:3474 heeft de HR enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, i.h.b. gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer i.h.b. met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. N.a.v. de CAG verdient opmerking dat het voorgaande in vergelijkbare zin geldt indien het medeplegen een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. Ook in een geval waarin de tll. het delictsbestanddeel ‘gepleegd door twee of meer verenigde personen’ bevat, zal de rechter derhalve moeten beoordelen of de door verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. In ECLI:NL:HR:2014:3474 is voorts overwogen dat de bijdrage van de medepleger in de regel zal worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Indien verdachte hoofdzakelijk gedragingen na de uitvoering van het strafbare feit heeft verricht, is in uitzonderlijke gevallen medeplegen denkbaar. Maar een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal dan wel moeten worden gecompenseerd, bijv. door een grote(re) rol in de voorbereiding, terwijl in de bewijsvoering in zulke uitzonderlijke gevallen ook bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, i.h.b. dat en waarom de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen. I.c. geeft ’s Hofs oordeel omtrent medeplegen niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
Uitspraak
24 maart 2015
Strafkamer
nr. S 14/00233 J
DAZ/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2013, nummer 23/001448-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. B. Hartman en mr. R.B. Schmidt, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan in de mate als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2 Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.2.1. Ten laste van de verdachte is, voor zover in cassatie van belang, bewezenverklaard dat:
"1. hij op 25 november 2012 te Amsterdam op de Bijlmerdreef, aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas met inhoud, waaronder telefoons, een identiteitskaart, een geldbedrag en levensmiddelen, toebehorende aan [betrokkene 1],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [betrokkene 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders aan de haren en/of het gezicht van voornoemde [betrokkene 1] hebben getrokken en voornoemde [betrokkene 1] naar de grond hebben getrokken en meermalen tegen het lichaam van voornoemde [betrokkene 1] hebben gestompt en geschopt en (daarbij) voornoemde [betrokkene 1] de woorden hebben toegevoegd: 'Geef alles wat je hebt, anders doen we je wat meer aan!', en in de jaszakken van voornoemde [betrokkene 1] hebben gevoeld en vervolgens voornoemde handtas uit de handen van voornoemde [betrokkene 1] hebben getrokken;
2. hij op 25 november 2012 te Amsterdam op de Bijlmerdreef, aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon merk Apple, type iPhone 4S, toebehorende aan [betrokkene 2],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [betrokkene 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders tegen het lichaam van voornoemde [betrokkene 2] hebben geduwd ten gevolge waarvan voornoemde [betrokkene 2] ten val is gekomen en met haar achterhoofd tegen de grond is gekomen en in het gezicht van voornoemde [betrokkene 2] hebben geslagen en vervolgens voornoemde telefoon uit de handen van voornoemde [betrokkene 2] hebben gepakt."
2.2.2. Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal met nummer 2012304504-11 van 25 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (pagina 13 tot en met 17).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 november 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de aangeefster [betrokkene 1]:
Op 25 november 2012 ben ik slachtoffer geworden van een straatroof. Ik ben beroofd van mijn identiteitskaart, mijn mobiele telefoon, een zwarte iPhone 4S, mijn tweede mobiele telefoon, een Blackberry Curve 3G waar geen simkaart in zat.
Ik was samen met mijn zusje, [betrokkene 2], naar de Albert Heijn gelopen nabij metrostation Ganzenhoef. Er waren in totaal zes daders: drie jongens en drie meisjes.
Toen wij richting metrostation Ganzenhoef liepen zag ik dat wij werden gevolgd door drie meisjes. Ik hoorde dat de meisjes in versneld tempo gingen lopen, ik hoorde dat ze gingen rennen. Ik voelde dat ik van achteren aan mijn haren werd getrokken. Vervolgens deed iemand van achteren zijn handen voor mijn ogen en ik voelde dat ik naar de grond werd getrokken en geduwd. Ik zag en voelde dat twee van de meisjes met kracht met hun gebalde vuisten in mijn gezicht sloegen. Ik voelde daarna dat mijn neus bloedde. Ik voelde en zag dat zij mij schopten in mijn buik. Ik hoorde een van de meisjes tegen mij zeggen "Geef alles wat je hebt, anders doen we je wat meer aan!". Ik voelde in het moment dat daarop volgde iemand in mijn jaszakken voelen. Vervolgens zag ik dat één van de meisjes mijn zwarte handtas uit mijn handen rukte. Ik zag de twee meisjes wegrennen richting het metrostation en zag dat zij gevolgd werden door de vier overige daders. Ik constateerde dat mijn mobiele telefoon, een iPhone 4S, uit mijn jaszak is weggenomen.
Terwijl ik werd beroofd door de twee meisjes, zag ik dat mijn zusje werd beroofd door een jongen. Deze jongen mishandelde mijn zusje door haar te schoppen en te slaan.
Voorafgaand aan de beroving werden mijn zusje en ik gevolgd door drie meisjes. Ik zag later dat er ook drie jongens bij kwamen. Ik dacht in eerste instantie dat deze jongens mij en mijn zusje kwamen helpen, omdat wij om hulp schreeuwden. Ik zag vervolgens dat één van deze jongens mijn zusje beroofde.
We wilden naar politiebureau Ganzenhoef gaan en toen we bij het metrostation kwamen zagen we de groep die ons zojuist had beroofd lopen. Ik zag dat ze naar het perron renden en ik ben achter ze aan gerend. Ik heb ze aangesproken en zei dat ik mijn spullen terug wilde. Ik zag dat één van hen mijn zwarte handtas op de grond gooide. Ik liep op de groep af en pakte mijn handtas van de grond. Vervolgens zag ik de groep wegrennen van het perron en naar beneden rennen. Ik mis € 15,- uit mijn portemonnee.
2. Een proces-verbaal met nummer 2012304504-1 van 25 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (pagina 5 tot en met 10).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 november 2012 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de aangeefster [betrokkene 2]:
Op 25 november 2012 omstreeks 20.15 uur liep ik samen met mijn zusje vanaf de Albert Heijn aan de Bijlmerdreef richting station Ganzenhoef te Amsterdam. Er waren twee meisjes en één jongen die mij beroofden, de andere drie daders waren volgens mij twee jongens en een meisje. Zij kwamen later aanrennen.
Ik ben door een meisje vastgepakt en op de grond geduwd. Door de val op de grond ben ik op mijn achterhoofd gevallen. Door dat meisje ben ik ook in mijn gezicht geslagen. Een andere jongen kwam aangerend en gaf mij met kracht een trap in mijn buik. Dit deed erg veel pijn.
Ik liep ongeveer een meter voor mijn zusje toen ik haar "AU!" hoorde roepen. Ik draaide mij om en zag dat één van de meisjes mijn zusje aan haar haren trok. Ze stonden allemaal om haar heen en pakten haar vast. Ik schreeuwde dat ze haar los moesten laten en daarop kwam een van de meisjes op mij af en pakte mij gelijk vast. Ze duwde mij met beide handen met kracht achterwaarts, waardoor ik met mijn achterhoofd op de grond ben gevallen. Ineens zag ik dat er jongens aan kwamen rennen. Een daarvan kwam op mij afgerend. In eerste instantie dacht ik dat ze mij kwamen helpen, maar toen ze dichterbij kwamen zag ik dat ze bij de groep hoorden. Een van de jongens kwam links naast mij staan en gaf mij gelijk een harde schop in mijn buik. Dit deed veel pijn. De jongen zei vervolgens tegen mij "Geef mij alles wat je hebt". Ik haalde mijn witte iPhone 4S tevoorschijn. Hij pakte mijn telefoon af en deed deze in zijn jaszak. De hele groep rende vervolgens ineens weg. We zijn ze nog een stuk gaan volgen en zagen dat ze het metrostation Ganzenhoef in gingen en naar boven zijn gegaan. Later kwamen ze weer naar beneden lopen. De tas van mijn zusje hebben ze boven op het metroperron op de grond gesmeten, alle spullen lagen verspreid.
3. Een proces-verbaal met nummer 2012304504-7 van 25 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (pagina 1 en 2).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 25 november 2012 zag ik een groep van ongeveer vier of vijf dames en drie heren. De groep had haast en checkte niet in. Ze gingen met de roltrappen naar boven. Een blanke dame met bebloede neus kwam ongeveer vier seconden later bij de ingang van het metrostation en ik hoorde door haar geschreeuw dat ze was geslagen en beroofd. Ze vertelde me dat zij en haar zusje net waren beroofd door een groep jongeren en dat dit de jongeren betreffen die zojuist naar boven waren gerend. Ik zag de groep terugkeren vanaf het perron naar de begane grond door middel van de roltrappen. Ik hoorde van de blanke dame dat het die groep was die hen had overvallen en geslagen.
4. Een proces-verbaal met nummer 2012304504-26 van 27 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (pagina 20).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 26 november 2012 sprak ik met de slachtoffers [betrokkene 2] en [betrokkene 1] en liepen wij de route na die de slachtoffers hadden gelopen voordat zij werden beroofd op 25 november 2012. Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen dat zij op het perron van metrostation Ganzenhoef had gezien dat de daders met haar eten en drinken, die zij zojuist bij de Albert Heijn had gekocht, in hun handen liepen.
Op 27 november 2012 kreeg ik van aangeefster [betrokkene 1] het IMEI-nummer van de nog niet teruggevonden Blackberry.
Ik vroeg aan [betrokkene 1] wat voor eten en drinken zij had gekocht voorafgaand aan de beroving en wat later was weggenomen tijdens de beroving. Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen dat dit ging om een gele zak met M&M's, een blauw/zilver blikje Red Bull en een rood/zilver blikje Energy Drink.
In de fouillering van [medeverdachte] had ik een volle en gesloten gele zak M&M's aangetroffen alsmede een rood/zilveren blikje Energy Drink.
5. Een proces-verbaal met nummer 2012304504-31 van 28 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (pagina 21 en 22).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op woensdag 28 november 2012 heb ik de bevindingen, de verklaringen van de verdachten en de aangiftes doorgenomen en de videobeelden van het GVB ernaast gelegd om de juistheid te controleren. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte] een gele zak M&M's en een rood/zilveren blikje in zijn handen vast heeft. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte] samen met [verdachte], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] op het metrostation Ganzenhoef is geweest. Tevens is op de beelden te zien dat [verdachte] de weggenomen zwarte handtas van de aangeefster [betrokkene 1] in zijn handen heeft en deze vervolgens op het perron van het metrostation in een rookhok neerlegt. Bij hem zijn onder andere [medeverdachte], [betrokkene 3] en [betrokkene 4].
6. Een proces-verbaal met nummer 2012304504-28 van 27 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (pagina 122).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 27 november 2012 heb ik uit handen van [medeverdachte] in beslag genomen:
- een rood/zilver blikje Energy drink, en
- een grote gele zak M&M's.
7. Een proces-verbaal met nummer 2012304504-23 van 26 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (pagina 49 tot en met 54).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 november 2012 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte [betrokkene 3]:
Ik was met [betrokkene 5] en [betrokkene 6] en we hebben [medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte]) opgehaald. We gingen toen naar station Ganzenhof waar we de metro zouden nemen. Ik zag van achter mij een paar jongens rennen die ons inhaalden. [medeverdachte] en [betrokkene 6] gingen ook mee rennen. Ze renden in de richting van de bosjes.
Na vier of vijf minuten zag ik ze weer terug rennen en zag ik dat [medeverdachte] een zakje M&M's in zijn handen had en nog iets van drinken. De andere jongens zijn [verdachte], [betrokkene 7] en nog een onbekende jongen. Ik zag ook een paar meiden. Ik ben naar boven gegaan met de roltrap. Boven hoorden we heel veel geschreeuw en toen we halverwege de roltrap waren zagen we [medeverdachte] en nog een paar met de roltrap naar boven rennen. Ik hoorde één van de meisjes naar [medeverdachte] roepen "die telefoon, die telefoon". Ik hoorde [medeverdachte] toen roepen "ik heb helemaal niks, ik heb alleen eten". Ik zag [verdachte] met een tas en ik zag dat hij in de tas aan het zoeken was. Ik wist toen dat ze iemand hadden beroofd.
[verdachte] zat te rommelen in die tas en ze liepen naar achteren. Ik vroeg [verdachte] wat er was gebeurd en toen zei hij "ja, een chickie... een chickie". Ik vroeg welke en toen zei hij "jaaa die". Ik vroeg of ze hierheen kwam en toen zei hij "jaa, ze komt eraan". Toen we op de helft van het perron waren zag ik een blank meisje met een bloedneus aan komen lopen en ik dacht dat zij het slachtoffer was. Ik hoorde haar richting [verdachte] en de groep roepen "mag ik mijn spullen terug, mag ik mijn spullen terug".
[verdachte] heet van zijn achternaam [verdachte].
We gingen naar beneden en liepen vlak bij een tunnel. Daar stopten we en kwamen een paar meiden aangelopen. Ik zag dat [verdachte] aan één van die meiden een telefoon gaf, ik geloof een Blackberry Curve. Ik weet dat dit niet de telefoon van [verdachte] was. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat er geen simkaart in de telefoon zat. Eén van de meisjes pakte de telefoon van [verdachte] aan en zei tegen [verdachte] "ik ping je morgen".
U vraagt mij wie er betrokken zijn bij de straatroof. Volgens mij [verdachte], [betrokkene 7], [betrokkene 6], [medeverdachte] en een paar meisjes. Eén van de meiden die de telefoon kwam halen heeft het slachtoffer geslagen. Ze deed voor hoe ze had geslagen.
8. De verklaring van de getuige [betrokkene 3], afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 25 februari 2013.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het klopt dat drie jongens, [medeverdachte] en [betrokkene 6] gingen mee rennen richting de bosjes. Het klopt ook dat ik vervolgens heb verklaard dat ik vervolgens [medeverdachte] zag, met M&M's in zijn handen.
Ik kan me herinneren dat ik heb verklaard dat [verdachte] de Blackberry aan één van de meisjes gaf en dat deze telefoon niet van hem was.
Ik herken de verdachte [verdachte] wel. Dit is [verdachte].
Alles wat ik destijds bij de politie heb verklaard klopt wel.
De telefoon was een Blackberry Curve, in het zwart/grijs. [verdachte] zei toen zelf: 'er zit geen simkaart in'.
9. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juni 2013.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] en ik liepen naar het metrostation en voor ons liepen drie of vier meisjes. Ze spraken met jongens die ik kende en ik vroeg de jongens wat ze gingen doen. Toen zeiden die jongens dat ze iets verkeerds gingen doen. Ik ben met [medeverdachte] een stukje met ze mee gerend.
Het klopt dat ik ook wel [verdachte] word genoemd."
2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaringen voorts het volgende overwogen:
"Bewijsverweren
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu uit de dossierstukken niet blijkt dat verdachte bij de straatroof aanwezig is geweest of daar een bijdrage aan heeft geleverd in de zin van medeplegen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De stelling van de raadsman dat door de aangeefsters maar één jongen en drie meisjes zijn gezien als daders mist feitelijke grondslag en vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Ook het verweer dat geen sprake is van medeplegen vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
Bewijsoverweging:
De slachtoffers [betrokkene 2] en [betrokkene 1] hebben in hun aangifte verklaard over het aantal daders die zich schuldig hebben gemaakt aan de beroving. [betrokkene 2] verklaart dat er in totaal zes daders bij betrokken waren en dat twee van de daders iets na de anderen aan kwamen rennen, waarbij ze in eerste instantie dacht dat deze jongens haar kwamen helpen. Eén van deze jongens (dader 2) kwam echter op [betrokkene 2] afgerend, gaf een schop in haar buik en zei vervolgens "geef mij alles watje hebt". [betrokkene 2] haalde hierop haar witte iPhone 4S tevoorschijn, welke door dader 2 werd afgepakt.
[betrokkene 1] verklaart ook dat er in totaal zes daders waren en dat zij in eerste instantie dacht dat ze door de jongens zouden worden geholpen, maar dat ze vervolgens zag dat één van de jongens haar zusje beroofde.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij tussen de Albert Heijn en het station Ganzenhoef een stukje ging mee rennen met de groep jongens en meisjes.
[betrokkene 3] heeft als getuige op de terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat drie jongens, waaronder [medeverdachte] (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte]) en [betrokkene 6], mee gingen rennen richting de bosjes en dat ze vervolgens [medeverdachte] uit de bosjes terug zag komen met een zak M&M's in zijn handen. Bij de politie heeft [betrokkene 3] verklaard dat [medeverdachte] terug kwam rennen vanaf de bosjes en dat hij toen een zakje M&M's en iets van drinken in zijn hand droeg. De andere jongens die daarbij waren, waren [verdachte], [betrokkene 7] en nog een onbekende jongen. [verdachte] is de bijnaam van [verdachte], aldus [betrokkene 3] als getuige ter terechtzitting in eerste aanleg. Toen ze boven kwamen bij het metrostation zag [betrokkene 3] de verdachte met een tas, waarin hij aan het zoeken was.
Verder heeft [betrokkene 3] bij de politie verklaard dat de verdachte een telefoon (Blackberry) uit de tas heeft gehaald en vervolgens heeft weggegeven aan een meisje (het hof begrijpt: een van de meisjes die ook betrokken was bij de beroving). De verdachte heeft zelf verklaard dat hij de tas van het slachtoffer in zijn bezit heeft gehad en heeft weggegooid. Uit de verklaring van de verdachte blijkt tevens dat hij op het moment dat hij achter de groep aan rende wist wat de groep van plan was.
Aangeefster [betrokkene 1] heeft verklaard dat de - door de verdachte weggegooide - tas haar eigendom is. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat een Blackberry van aangeefster [betrokkene 1] nog niet is teruggevonden. Ook blijkt dat aangeefster [betrokkene 1] heeft gezien dat de daders met haar eten en drinken, een gele zak M&M's, een blikje Red Bull en een blikje energy drink, in hun handen liepen.
Op grond van bovenstaande verklaringen stelt het hof vast dat de verdachte achter de groep jongeren - waarvan hij wist dat ze de aangeefsters wilden gaan beroven - aan is gerend, op enig moment ook deel uit is gaan maken van die groep, de tas van aangeefster in zijn bezit heeft gehad, de telefoon eruit heeft gehaald en dat niet is gebleken dat hij zich op enig moment heeft gedistantieerd van wat er gebeurde.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen zich heeft schuldig gemaakt aan de feiten zoals bewezenverklaard."
3 Beoordeling van de middelen
De middelen, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, klagen dat uit de bewijsvoering niet kan volgen dat de verdachte zo bewust en nauw met de medeverdachten heeft samengewerkt dat hij kan worden aangemerkt als degene die zich 'tezamen en in vereniging met anderen' aan de onder 1 respectievelijk de onder 2 tenlastegelegde beroving heeft schuldig gemaakt.
In zijn arrest van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014: 3474 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
Naar aanleiding van het gestelde in de conclusie van de Advocaat-Generaal verdient opmerking dat het voorgaande, zoals in genoemd arrest is overwogen en uit de daar aangehaalde voorbeelden ook blijkt, in vergelijkbare zin geldt indien het medeplegen - bijvoorbeeld in de vorm van 'in vereniging' - een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. Ook in een geval waarin de tenlastelegging het delictsbestanddeel 'gepleegd door twee of meer verenigde personen' bevat, zal de rechter derhalve moeten beoordelen of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
In het hiervoor genoemde arrest is voorts overwogen dat de bijdrage van de medepleger in de regel zal worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Indien de verdachte hoofdzakelijk gedragingen na de uitvoering van het strafbare feit heeft verricht, is in uitzonderlijke gevallen medeplegen denkbaar. Maar een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal dan wel moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding, terwijl in de bewijsvoering in zulke uitzonderlijke gevallen ook bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen.
Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof onder meer het volgende vastgesteld. De aangeefsters [betrokkene 1] (feit 1) en [betrokkene 2] (feit 2) werden, terwijl zij in de richting van het metrostation Ganzenhoef liepen, achtervolgd door drie rennende meisjes. [betrokkene 1] werd door de meisjes naar de grond geduwd, geschopt en geslagen. Een van de meisjes die achter [betrokkene 1] en [betrokkene 2] waren aangerend rukte een zwarte handtas uit [betrokkene 1]'s handen. Aanvankelijk dachten de aangeefsters, die om hulp hadden geschreeuwd, dat een aantal jongens dat erbij was gekomen, hen kwam helpen. Een van die jongens evenwel schopte en sloeg [betrokkene 2] en beroofde haar van haar iPhone. De verdachte is samen met de medeverdachte [medeverdachte] (naar eigen zeggen: een stuk) meegerend met de groep jongens en meisjes die achter [betrokkene 1] en [betrokkene 2] aanrenden, nadat hij van een van de jongens had gehoord dat zij 'iets verkeerds gingen doen'. De verdachte heeft zeer kort nadat [betrokkene 1] van haar zwarte handtas was beroofd, de zwarte handtas van [betrokkene 1] in zijn bezit gehad en die tas, nadat hij daar een telefoon uit had gehaald, voor haar ogen weggegooid.
Het oordeel van het Hof dat, anders dan de verdachte heeft verklaard, niet is gebleken dat de verdachte zich op enig moment van het gebeurde heeft gedistantieerd, is - de door het Hof vastgestelde feiten in aanmerking genomen - niet onbegrijpelijk. Voor zover de middelen klagen dat het Hof de alternatieve lezing van de verdachte onvoldoende gemotiveerd heeft weerlegd, is het tevergeefs voorgesteld.
Voorts heeft het Hof kennelijk geoordeeld dat de uit de vastgestelde feiten blijkende bijdrage van de verdachte aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde van zodanig gewicht is dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met de mededaders. Het oordeel dat de verdachte zich aldus tezamen en in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de verdachte door, zoals het Hof heeft vastgesteld, de telefoon uit de tas van één van de aangeefsters te halen en door, zoals het Hof kennelijk bij zijn oordeel heeft betrokken, het bedreigende karakter van zijn aanwezigheid bij de berovingen als deel van de groep, de strafbare feiten tezamen met mededaders heeft uitgevoerd.
Dat brengt mee dat de middelen ook voor het overige tevergeefs zijn voorgesteld.