Hoge Raad, 03-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:814, 14/03867
Hoge Raad, 03-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:814, 14/03867
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 3 april 2015
- Datum publicatie
- 3 april 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:814
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:2182
- Zaaknummer
- 14/03867
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
3 april 2015
Nr. 14/03867
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 juni 2014, nrs. BK/EA-12/00097 en BK/EA‑12-00098, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nrs. AWB 09/305 IB/PVV en AWB 09/308 IB/PVV) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2001 en 2002 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.