Hoge Raad, 03-06-2016, ECLI:NL:HR:2016:1032, 15/04548
Hoge Raad, 03-06-2016, ECLI:NL:HR:2016:1032, 15/04548
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 3 juni 2016
- Datum publicatie
- 3 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:1032
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2015:2345, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/04548
Inhoudsindicatie
Artikel 8:73 Awb; artikel 8:109 Awb; artikel 8:114 Awb. Griffierecht.
Hoger beroep tegen uitspraak in de hoofdzaak en later ook tegen de afzonderlijke beslissing over vergoeding van immateriële schade: slechts éénmaal griffierecht verschuldigd
Uitspraak
3 juni 2016
nr. 15/04548
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 26 augustus 2015, nrs. BK 14/01424 en BK 14/01425, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Den Haag (nrs. AWB 09/7011-isv en AWB 09/7012-isv) betreffende verzoeken van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2 Beoordeling van de klachten
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Op 10 september 2013 heeft de Rechtbank uitspraken gedaan in twee beroepsprocedures gericht tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 augustus 2009. Belanghebbende is van deze uitspraken in hoger beroep gekomen. Ter zake van dit hoger beroep is van belanghebbende griffierecht geheven.
In haar uitspraken van 10 september 2013 heeft de Rechtbank tevens op de voet van artikel 8:73, lid 2, Awb bepaald dat het onderzoek wordt heropend ter voorbereiding van nadere uitspraken over de verzoeken van belanghebbende om toekenning van een vergoeding van immateriële schade in verband met de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn.
Bij uitspraken van 18 juli 2014 heeft de Rechtbank die verzoeken afgewezen.
Tegen de uitspraken van 18 juli 2014 heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. Ter zake van deze hoger beroepen is tweemaal € 122 griffierecht geheven.
Het Hof heeft de uitspraken van de Rechtbank bevestigd en de verzoeken om vergoeding van immateriële schade afgewezen.
De klachten van belanghebbende richten zich onder meer tegen het in rekening brengen van griffierechten ter zake van de hoger beroepen tegen de uitspraken van 18 juli 2014.
De klachten slagen in zoverre. De keuze van de rechter om in één en dezelfde zaak met toepassing van artikel 8:73, lid 2, Awb afzonderlijk te beslissen over de hoofdzaak en over een verzoek tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn mag niet tot gevolg hebben dat een belanghebbende bij het aanwenden van rechtsmiddelen tegen beide beslissingen twee maal griffierecht verschuldigd is.
De klachten kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Gelet op hetgeen onder 2.2 is overwogen kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De Hoge Raad zal de griffier van het Hof opdragen de onder 2.1.4 vermelde als griffierechten geheven bedragen van in totaal € 244 aan belanghebbende terug te betalen.
3 Proceskosten
De Staat (de Minister van Veiligheid en Justitie) zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.