Hoge Raad, 10-06-2016, ECLI:NL:HR:2016:1134, 14/06348
Hoge Raad, 10-06-2016, ECLI:NL:HR:2016:1134, 14/06348
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 juni 2016
- Datum publicatie
- 10 juni 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:1134
- Formele relaties
- Conclusie:, Gevolgd
- In cassatie op :, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 14/06348
- Relevante informatie
- Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-10-2024], Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-10-2024] art. 248, Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-10-2024] art. 258, Pensioenwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024], Pensioenwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 25
Inhoudsindicatie
Pensioenrecht. Werkgever zegt uitvoeringsovereenkomst met ondernemingspensioenfonds op. Geschil over betalingsverplichtingen werkgever jegens pensioenfonds. Art. 23 en 25 lid 1, aanhef en onder h, Pensioenwet. Uitleg uitvoeringsovereenkomst; Haviltexmaatstaf. Opzegging duurovereenkomst (HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9854, NJ 2012/685; HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4163, NJ 2013/341; HR 15 april 2016, , NJ 2016/236).
Uitspraak
10 juni 2016
Eerste Kamer
14/06348
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
STICHTING ALCATEL-LUCENT PENSIOENFONDS,gevestigd te Amstelveen,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
1. ALCATEL-LUCENT NEDERLAND B.V.,
2. ALCATEL-LUCENT ENTERPRISE NETHERLANDS B.V.,beide gevestigd te Hoofddorp,
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. S.F. Sagel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als het Pensioenfonds en Alcatel-Lucent.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 1136601/12-2184 van de kantonrechter te ’s-Gravenhage van 11 oktober 2012;
b. het arrest in de zaak 200.119.572/01 van het gerechtshof Den Haag van 9 september 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft het Pensioenfonds beroep in cassatie ingesteld. Alcatel-Lucent heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot referte.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt, zowel in het principaal als het incidenteel beroep, tot vernietiging en verwijzing.
De advocaat van het Pensioenfonds heeft bij brief van 19 februari 2016 op die conclusie gereageerd.
3 Uitgangspunten in cassatie
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Het Pensioenfonds is een ondernemingspensioenfonds en voerde tot 1 januari 2012 de pensioenregeling uit voor Alcatel-Lucent en de aan Alcatal-Lucent verbonden ondernemingen. Ter uitvoering van de pensioenregeling is (laatstelijk) op 25 september 2008 tussen partijen een uitvoeringsovereenkomst gesloten (hierna: de uitvoeringsovereenkomst).
(ii) Art. 5.2 van de uitvoeringsovereenkomst luidt:
“5.2.1. Langetermijnherstelplan
De Stichting beschikt over een vereist eigen vermogen zoals weergegeven in artikel 132 van de Pensioenwet. Indien de Stichting voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat het niet aan het gestelde vereist eigen vermogen kan voldoen, meldt de Stichting dit onverwijld aan de toezichthouder en aan De Aangesloten Onderneming. Indien de Stichting niet beschikt over het gestelde vereist eigen vermogen dient de Stichting een concreet en haalbaar langetermijnherstelplan in bij de toezichthouder. In dit langetermijnherstelplan werkt de Stichting uit hoe de premiebetalingen zodanig worden verhoogd, dat binnen 15 jaar wordt voldaan aan het vereist eigen vermogen. De maximum premie, voortvloeiend uit de onderdelen, genoemd in Artikel 3 en de herstelbetalingen op grond van het langetermijnherstelplan zal daarbij niet meer bedragen dan 150% van de voorschot doorsneepremie van de som van de pensioengrondslagen per jaar. Bij de vaststelling van het langetermijnherstelplan wordt rekening gehouden met de naar verwachting toe te kennen toeslagverlening.
Korte termijnherstelplan
Wanneer de Stichting voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat het niet meer voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen, meldt de Stichting dit onverwijld aan de toezichthouder en aan De Aangesloten Ondeneming. Binnen twee maanden of zoveel eerder de toezichthouder bepaalt, wordt een concreet en haalbaar kortetermijnherstelplan ter instemming bij de toezichthouder ingediend. Uitgangspunt hierbij is dat door middel van extra premiebetalingen uiterlijk binnen 3 jaar aan het minimaal vereist eigen vermogen wordt voldaan. De maximum premie en de herstelbetalingen op grond van het kortetermijnherstelplan zat daarbij niet meer bedragen dan 150% van de voorschot doorsneepremie per jaar.”
(iii) Art. 7 lid 3 van de uitvoeringsovereenkomst luidt:
“Deze overeenkomst is schriftelijk aangegaan voor onbepaalde tijd. Zij kan door elk der partijen schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van minstens zes maanden, met dien verstande dat de overeenkomst niet eerder zal eindigen dan op 31 december (…) van het jaar volgend op dat waarin de opzegging heeft plaatsgevonden. Na beëindiging behouden partijen jegens elkaar de verplichtingen uit deze overeenkomst over de periode gelegen voor de datum van beëindiging.”
(iv) Het Pensioenfonds beschikte in 2008 niet over het wettelijk vereiste eigen vermogen. Het heeft begin 2009 bij De Nederlandse Bank (hierna: DNB) een (korte- en langetermijn)herstelplan (hierna: het herstelplan) moeten indienen.
(v) Op Alcatel-Lucent rust op basis van het herstelplan een aantal betalingsverplichtingen, hetgeen zij bij brief van 17 april 2009 aan het Pensioenfonds heeft erkend.
(vi) Bij brief van 16 april 2010 heeft het Pensioenfonds Alcatal-Lucent geïnformeerd over het herstel van de dekkingsgraad van het Pensioenfonds en de hoogte van de herstelpremie over 2010.
(vii) Bij brief van 29 september 2010, gericht aan het Pensioenfonds, heeft Alcatel-Lucent de uitvoerings-overeenkomst opgezegd.
In dit geding vorderde het Pensioenfonds in eerste aanleg veroordeling van Alcatel-Lucent tot betaling van afwikkelkosten uit hoofde van de uitvoeringsovereenkomst in combinatie met het herstelplan en betaling van indexatiekosten, alsmede een verklaring voor recht dat Alcatel-Lucent de kosten voortvloeiend uit de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst moet betalen, zijnde de kosten voor aanpassing van het beleggingsbeleid en/of kosten voor aanpassing van het risicobeleid en/of kosten voor aanpassing van de governance.
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen.
In hoger beroep heeft het Pensioenfonds na wijziging van eis primair nakoming ineens gevorderd van de betalingsverplichtingen van Alcatel-Lucent om de pensioenregeling te (laten) uitvoeren zoals vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst en het herstelplan, subsidiair een verklaring voor recht omtrent die betalings-verplichtingen (zie voor de diverse meer subsidiaire onderdelen van de vordering de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.4).
Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Daartoe heeft het, samengevat en voor zover in cassatie van belang, als volgt overwogen.
Alcatel-Lucent heeft zich bereid verklaard de betalingen, berekend volgens het door haar aanvaarde herstelplan en uitgaande van hetgeen ter zake daarvan in de uitvoeringsovereenkomst is opgenomen, te blijven voldoen tot uiterlijk 2023 (rov. 4).
De uitvoeringsovereenkomst biedt geen basis voor een verplichting van Alcatel-Lucent om die betalingen, gelet op de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst, op een eerder tijdstip te voldoen dan in de uitvoeringovereenkomst voor dergelijke herstelplan-betalingen is omschreven. Dat geldt evenzo voor de andere door het Pensioenfonds daartoe aangevoerde grondslagen. Een en ander onverminderd hetgeen in rov. 9 wordt overwogen. (rov. 5)
De uitvoeringsovereenkomst biedt, onverminderd hetgeen in rov. 9 wordt overwogen, voorts geen basis voor een verplichting van Alcatal-Lucent om (tijdens of na afloop van het herstelplan) de opslagen op de premie ter zake van excassokosten, solvabiliteitsbuffer en benodigde algemene reserve en kosten voor herverzekering te betalen die in rekening zouden zijn gebracht indien de uitvoeringsovereenkomst niet zou zijn opgezegd en de opbouw bij het Pensioenfonds zou zijn voortgezet. Hetgeen daaromtrent in de uitvoeringsovereenkomst – en de daarmee geheel sporende Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van het Pensioenfonds (hierna: ABTN) is vermeld, is uitsluitend bestemd ter financiering van de desbetreffende verdere opbouw en dus niet (mede) ter financiering van reeds voordien bij het Pensioenfonds ondergebrachte opbouw. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat in de uitvoeringsovereenkomst uitdrukkelijk is bepaald dat die premie vermeerderd met de hiervoor bedoelde opslagen niet minder is dan de door DNB vereiste kostendekkende premie als bedoeld in art. 128 Pensioenwet. Voorts is daarbij in aanmerking genomen dat in zowel de uitvoeringsovereenkomst als het pensioenreglement is vermeld dat de indexering voorwaardelijk is, dat daarvoor geen reserve is gevormd en dat indexering afhankelijk is van het zogenoemde pensioenvermogen van het Pensioenfonds. Ook de andere daartoe door het Pensioenfonds aangevoerde gronden kunnen de vordering niet dragen. (rov. 6)
Voormelde opslag voor excassokosten in combinatie met de bepaling in de uitvoeringsovereenkomst inhoudende dat de beleggingskosten voor rekening van het Pensioenfonds zijn, brengen mee dat Alcatel-Lucent geen rekening ermee behoefde te houden dat de in de uitvoeringsovereenkomst voorziene kosten van maximaal 1% van de loonsom voor uitvoeringskosten ook verschuldigd zouden zijn in een periode waarin geen verdere opbouw bij het Pensioenfonds meer plaatsvindt, onverminderd hetgeen in rov. 9 wordt overwogen (rov. 7).
Het Pensioenfonds heeft (terecht) erop gewezen dat het gegeven dat het na 2011 niet meer van Alcatel-Lucent ontvangt dan de in rov. 4 bedoelde betalingen in het kader van het herstelplan, tot gevolg heeft (gehad) dat die herstelplanbetalingen hoger zijn dan wanneer dat anders zou zijn geweest. Afgezien van de maximering van die herstelplanbetalingen gaat het hier immers om communicerende vaten. (rov. 8)
Alcatel-Lucent heeft zich bij wijze van verweer tegen de vorderingen van het Pensioenfonds op het standpunt gesteld dat zij na de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst tot niet meer gehouden is dan waartoe zij zich bereid heeft verklaard zoals in rov. 4 is omschreven. In dat verband overweegt het hof als volgt. (rov. 9.1)
Tussen partijen is niet in geschil dat Alcatel-Lucent de uitvoeringsovereenkomst heeft opgezegd met het oog op de door haar gewenste derisking: het beperken van haar financiële risico’s met betrekking tot de uitvoering van de pensioenregeling (rov. 9.2). Derisking door middel van opzegging van de uitvoeringsovereenkomst kan, indien de verplichtingen van Alcatel-Lucent zouden zijn beperkt tot die welke vallen binnen haar bereidverklaring zoals in rov. 4 omschreven, onder omstandigheden tot gevolg hebben dat risico’s die eerst aan de zijde van Alcatel-Lucent lagen daardoor worden “verschoven” naar het Pensioenfonds en daarmee dus naar de (gewezen) deelnemers. Een situatie van onderdekking en/of dekkingstekort zou zich immers in de toekomst wederom kunnen voordoen en als er dan niet meer een vangnet zoals omschreven in de uitvoeringsovereenkomst is, leidt dat tot beperking van indexeringsmogelijkheden en/of verlaging van opgebouwde pensioenaanspraken. (rov. 9.3)
Het voorgaande leidt ertoe dat moet worden bezien of de uitvoeringsovereenkomst, mede gelet op art. 6:24 lid 1 BW, inderdaad tot voormeld gevolg leidt. In dat verband is de tekst van de exit-bepaling als zodanig niet glashelder. (rov. 9.4) Betoogd kan worden dat de passage “Na beëindiging behouden partijen jegens elkaar de verplichtingen uit deze overeenkomst over de periode gelegen voor de datum van beëindiging” meebrengt dat de uitvoeringsovereenkomst van kracht blijft ten aanzien van (uitsluitend) de tot het einde van de uitvoeringsovereenkomst opgebouwde aanspraken. Het Pensioenfonds mist vanaf het einde van de uitvoeringsovereenkomst de – onweersproken ruim bemeten – premie voor verdere opbouw, en dus ook het positieve effect dat die premie op de vermogenspositie van het Pensioenfonds kan hebben. Aan de andere kant zou er in die interpretatie een vangnet voor (latente) extreme situaties blijven bestaan. (rov. 9.5) De uitvoeringsovereenkomst bepaalt echter in lijn met de ABTN en het pensioenreglement duidelijk dat indexering uit het pensioenvermogen moet plaatsvinden en dat er geen reserve daarvoor is gevormd. Ook het gegeven dat in de uitvoeringsovereenkomst uitdrukkelijk is voorzien in opzegging daarvan weegt in dit verband mee. (rov. 9.6) Alcatel-Lucent en het Pensioenfonds zijn zelfstandige rechtspersonen, die ieder hun eigen structuur en bestuur etc. hebben en dus ook geacht mogen worden hun eigen positie – in het licht van de belangen waarvoor zij verantwoordelijk zijn – afdoende veilig te stellen (rov. 9.7). Alcatel-Lucent heeft met het oog op het vinden van de alomvattende regeling het volgende – naar betrokkenen waaronder ook het Pensioenfonds gecommuniceerde – uitgangspunt gekozen:
“Bij een wijziging van de uitvoering is het uitgangspunt dat de reeds opgebouwde pensioenrechten voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden gerespecteerd dienen te worden inclusief eventuele indexaties (zowel positief als negatief) alsof de overeenkomst niet beëindigd zou zijn.”
Het hof begrijpt het petitum van het Pensioenfonds aldus dat het wil vernemen of het van Alcatel-Lucent meer kan vorderen dan uit dat uitgangspunt voortvloeit. Het antwoord op deze vraag luidt ontkennend. Alcatel-Lucent heeft met dat uitgangspunt – mede gelet op de in rov. 4 omschreven, daarnaast door haar aanvaarde verplichtingen – niet minder verplichtingen aanvaard dan voor Alcatel-Lucent op welke juridische grondslag dan ook voortvloeien uit de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst en alles wat daarmee samenhangt. (rov. 9.8-9.10)
Door het Pensioenfonds is niet, althans onvoldoende onderbouwd gesteld dat en waarom Alcatel-Lucent zich niet aan die verplichting heeft gehouden dan wel dat er concrete aanleiding is om te verwachten dat dit in de toekomst wel zo zou zijn, zodat het hof het ervoor houdt dat dit niet het geval is (rov. 10).
Gelet op hetgeen is overwogen – uitdrukkelijk daarbij uitgaande van hetgeen in de rov. 4 en 10 is overwogen – kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat het Pensioenfonds meer van Alcatel-Lucent kan verlangen dan waartoe Alcatel-Lucent zich jegens (ook) het Pensioenfonds heeft bereid verklaard. Derhalve kunnen de grieven bij gebreke van voldoende rechtens belang aan de zijde van het Pensioenfonds niet tot een ander dictum ter zake daarvan leiden dan in het vonnis waarvan beroep is opgenomen. (rov. 11)