Hoge Raad, 08-07-2016, ECLI:NL:HR:2016:1418, 15/05048
Hoge Raad, 08-07-2016, ECLI:NL:HR:2016:1418, 15/05048
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 juli 2016
- Datum publicatie
- 8 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:1418
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2015:2772
- Zaaknummer
- 15/05048
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
8 juli 2016
Nr. 15/05048
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de erfgenamen van [A], gewoond hebbende te [Z] (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 16 september 2015, nrs. BK‑14/01681 en BK-14/01682, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 13/9346 en SGR 13/9347) betreffende de ten aanzien van erflater voor de jaren 2001 tot en met 2009 gegeven informatiebeschikkingen als bedoeld in artikel 52a, lid 1, AWR.
1 Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.