Home

Hoge Raad, 29-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:146, 15/04673

Hoge Raad, 29-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:146, 15/04673

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
29 januari 2016
Datum publicatie
29 januari 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:146
Formele relaties
Zaaknummer
15/04673
Relevante informatie
Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023], Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 13e

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o.

Uitspraak

29 januari 2016

Nr. 15/04673

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 september 2015, nrs. 14/00878, 14/00879 en 14/00880, betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2010 en 2011 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en boeten, alsmede de voor het jaar 2010 opgelegde aanslag in de Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.

Bij aangetekende brief van 15 oktober 2015, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Nu herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2016.