Hoge Raad, 14-10-2016, ECLI:NL:HR:2016:2315, 16/00882
Hoge Raad, 14-10-2016, ECLI:NL:HR:2016:2315, 16/00882
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 oktober 2016
- Datum publicatie
- 14 oktober 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:2315
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2015:10088
- Zaaknummer
- 16/00882
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond, verklaart het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën gegrond. Zie ook 16/00801.
Uitspraak
14 oktober 2016
Nr. 16/00882
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z], alsmede het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 december 2015, nr. 14/00872, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 12/4418) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting.
1 Geding in cassatie
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende en de Staatssecretaris hebben over en weer een verweerschrift ingediend.
2 Uitgangspunten in cassatie
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende heeft op 3 juni 2011 de eigendom verkregen van een onroerende zaak. Te dier zake heeft zij op 30 juni 2011 op aangifte een bedrag aan overdrachtsbelasting voldaan.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen het op deze aangifte voldane bedrag.
Vervolgens is tussen de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur uitvoerig gecorrespondeerd over dit bezwaar.
Bij uitspraak van 14 augustus 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard. Hierbij heeft hij, overeenkomstig artikel 4:18 van de Awb, beslist dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor toekenning van een dwangsom in de zin van artikel 4:17 e.v. van de Awb. Op het hiertegen door belanghebbende ingestelde beroep heeft de Rechtbank beslist dat geen ingebrekestelling in de zin van die bepaling heeft plaatsgevonden.
3 Beoordeling van de door belanghebbende voorgestelde middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.